HA - week 38 - les 2 - Grammatica zinsdelen

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

Slide 1 - Tekstslide

- Stillezen
- Start nieuwe onderwerp
- Samen oefenen
- Zelf aan de slag
Planning deze les:

Slide 2 - Tekstslide

- Je kent de woorden uit de woordenlijst.
- Je ziet hoe een zin is opgebouwd
- Je geeft aan welk woord laat zien wie iets doet en wanneer het gedaan wordt.

Doel van de les

Slide 3 - Tekstslide

Stillezen
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Tekst
Tekst

Slide 5 - Tekstslide

Dit werkwoord geeft aan in welke tijd de zin staat en om hoeveel personen de zin draait. 

3 manieren om de PV te vinden. 
Persoonsvorm

Slide 6 - Tekstslide

  1. Vraagzin maken - eerste woord is pv
  2.  Zin in andere tijd zetten - veranderde ww is pv
  3. Hoeveelheid veranderen - veranderde ww is pv

  1. Jij let op je nichtje/ Let jij op je nichtje?
  2. Jij let op je nichtje/ jij lette op je nichtje. 
  3. Jij let op je nichtje/ jullie letten op je nichtje. 
Persoonsvorm

Slide 7 - Tekstslide

  1. Vraagzin maken - eerste woord is pv
  2.  Zin in andere tijd zetten - veranderde ww is pv
  3. Hoeveelheid veranderen - veranderde ww is pv

  1. Jij let op je nichtje/ Let jij op je nichtje?
  2. Jij let op je nichtje/ jij lette op je nichtje. 
  3. Jij let op je nichtje/ jullie letten op je nichtje. 
Persoonsvorm

Slide 8 - Tekstslide

Stukjes van de zin die altijd bij elkaar horen
- ze hebben samen één functie in de zin:

- Wie (doet iets)
- Wat (doet iets)
- Waarmee ( doet iemand iets)
- Voor wie (doet iemand iets)
- Waar, Wanneer, Hoe, Waarom (doet iemand iets)

Zinsdelen

Slide 9 - Tekstslide

Hoe weet je nou wat er bij elkaar hoort?

  1. Zoek de PV - dat is altijd één zinsdeel
  2. De PV staat (in een gewone zin met punt) altijd op de tweede positie.
  3. Het stukje voor de pv hoort dus bij elkaar
  4. Daarna ga je met de zin puzzelen, wat kan er nog meer los voor de pv, zonder dat de betekenis veranderd? 

Zinsdelen

Slide 10 - Tekstslide

  1. De jongens /lopen/ naast elkaar /naar school
  2. Ik /geef/ mijn eten/ aan Marlene
  3. De muis van Bas /is/ weer /ontsnapt.

Zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm (pv)
  2. Zet een streep voor én achter de pv
  3. Kijk welke woorden los voor de pv kunnen, kan het niet -> zet er dan een woord bij. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Bij het driehoeksgesprek zat Danny aan de linkerkant van zijn moeder
A
Driehoeksgesprek
B
Danny
C
Zat
D
zijn moeder

Slide 12 - Quizvraag

Zet de juiste zinsdeelstrepen in deze zin:
Bij het driehoeksgesprek zat Danny aan de linkerkant van zijn moeder

Slide 13 - Open vraag

Bij het driehoeksgesprek zat Danny aan de linkerkant van zijn moeder

Waar moeten de zinsdeelstrepen?

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Waarom zou je je hond meenemen naar het gesprek?
A
Waarom
B
zou
C
meenemen
D
je hond

Slide 15 - Quizvraag

Zet de juiste zinsdeelstrepen in deze zin:
Waarom zou je je hond meenemen naar het gesprek?

Slide 16 - Open vraag

Waarom zou je je hond meenemen naar het gesprek?

Waar moeten de zinsdeelstrepen?

Slide 17 - Tekstslide

Wat:
- Maak je leerlijn van Grammatica: persoonsvorm en zinsdelen H1 
(let op, er zijn twee onderdelen grammatica, dit is de bovenste)
- Leer de woorden van woordenschat H1 (zie planner voor woordenlijst)
 

Wanneer:
Deze week - woensdag/Donderdag SO



Aan de slag:

Slide 18 - Tekstslide

- Leesboek mee
- Verder oefenen grammatica zinsdelen

Volgende les

Slide 19 - Tekstslide