di 15 nov Spreken, Kijken en luisteren Monoloog, dialoog en groepsprek

Na deze les weet ik:

  • Wat een monoloog, dialoog en groepsgesprek
 lesdoel
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Na deze les weet ik:

  • Wat een monoloog, dialoog en groepsgesprek
 lesdoel

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Bespreek het lesdoel met uw leerlingen.
Tekstdoel, tekstsoort en publiek

  • Teksten worden geschreven met een doel
    - Informeren, amuseren, overhalen, overtuigen, uitleg geven
  • Dit sluit aan bij de tekstsoort/ gesprekssoort 
    - Informerend, amuserend, activerend, uiteenzettend
    - Monoloog, dialoog, groepsgesprek
  • Schrijver richt zich tot bepaald publiek 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Monoloog, dialoog, groepsgesprek
  • monoloog: één iemand spreekt (bijv. een spreekbeurt of presentatie)
  • dialoog: gesprek tussen twee mensen
  • groepsgesprek: een gesprek tussen drie of meer mensen 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Monoloog - dialoog - groepsgesprek
Gesprekssoorten:
1. Monoloog - bijvoorbeeld: toespraak
2. Dialoog - bijvoorbeeld: interview
3. Groepsgesprek - bijvoorbeeld: vergadering


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GESPREKSSOORT
- MONOLOOG
- DIALOOG
- GROEPSGESPREK

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen
Je weet wat het verschil is tussen een monoloog, dialoog en groepsgesprek.

Je weet wat het verschil is tussen toonhoogte, volume, tempo en intonatie.
Je kunt aangeven wat het volume, intonatie, tempo en toonhoogte van een fragment is.

Weten

Slide 6 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Als de docent moppert tegen de hele klas, dan is er het MEEST sprake van..
A
monoloog
B
dialoog
C
groepsgesprek

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dan de gesprekssoort?
A
Monoloog
B
Dialoog
C
Groepsgesprek

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als één iemand praat, bijvoorbeeld een uitleg geeft. Dan noemen we dat ...
A
een monoloog
B
een dialoog

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je oom houdt een toespraak op de bruiloft van de buren.
A
monoloog
B
dialoog
C
groepsgesprek

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na schooltijd praten Walid en Kostas over het voetbaltoernooi.
A
Monoloog
B
Dialoog
C
Groepsgesprek

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je geeft een presentatie bij de gemeenteraad over jouw school.
A
groepsgesprek
B
dialoog
C
monoloog

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sanne, Ahmet, Yacinta en Michiel praten over de vakantie.

Dit is een .......
A
monoloog
B
dialoog
C
groepsgesprek

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tatum houdt een spreekbeurt over mode
A
monoloog
B
dialoog
C
groepsgesprek

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Evi houdt een spreekbeurt over mode.

Dit is een .......
A
monoloog
B
dialoog
C
groepsgesprek

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wat het verschil is tussen een monoloog, dialoog en een groepsgesprek.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens directe rede
In zinnen met directe rede, gebruik je veel leestekens. 
Directe rede / iemand citeren betekent letterlijk opschrijven wat iemand gezegd heeft. 
Leestekens die je gebruikt bij de directe rede/citaat:
- aanhalingstekens;
- dubbele punt of komma;
- eventueel een vraag- of uitroepteken;
- vergeet de hoofdletter niet, aan het begin van het citaat/de directe rede.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe rede

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe rede
Toen zei ze tegen me: 'Ik wil je nooit meer zien.' (directe rede)
Zal ik je naar huis brengen?', vroeg hij verlegen. (directe rede)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanhalingstekens (directe rede)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe rede
In striptaal wordt er geschreven in de directe rede 
Je schrijft dan letterlijk op wat iemand zegt. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe rede
'Ik haal je wel op,' zei Tarik.

In deze zin eindigt de directe rede met een komma. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spreken - directe rede
Dave zei dat hij verliefd was.
Dave zei: 'Ik ben verliefd!'  <= directe rede

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe rede

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indirecte rede
Als er niet precies staat wat iemand heeft gezegd, dan heet dat de indirecte rede.
Bij de indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens.

Bijvoorbeeld:         Jan zei dat hij naar huis ging.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indirecte rede
(1b) Toen zei ze tegen me dat ze me nooit meer wilde zien. (indirecte rede)
(2b) Hij vroeg verlegen of hij haar naar huis mocht brengen. (indirecte rede)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe en indirecte rede

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indirecte rede

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor do
Maken opdr. 63

Leren blz. 54 Directe rede
Leren blz. 55 Leestekens

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies