Spreken, kijken en luisteren - blok 1

Spreken, kijken en luisteren - blok 1
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spreken, kijken en luisteren - blok 1

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan wij vandaag doen?
  • We gaan eerst de afspraken en regels doornemen.
  • We gaan de leerdoelen van vandaag doornemen.
  • We gaan de theorie van spreken, kijken en luisteren van blok 1 bespreken.
  • Jullie gaan zelfstandig de opdrachten maken.

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken en regels 
  • Je bent op tijd in de klas!
  •  Telefoon thuis of in de kluis!
  • Opgeladen Chromebook
  • 1e keer waarschuwing
  • 2e keer strafwerk
  • 3e keer nablijven
  • Kauwgom/snoep in de prullenbak --> nu nog kans om het weg te gooien
  • Als ik aan het woord ben, zijn jullie stil --> ook als jullie klasgenoten iets vragen, geen opmerkingen

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 
Na deze les: 
  • ken je het verschil tussen een monoloog, dialoog en een groepsgesprek;
  • kun je de directe rede gebruiken;
  • kun je een tekst goed voorlezen met behulp van de leestekens die er staan;
  • weet je hoe je je stem op de juiste manier moet gebruiken als je spreekt.



Slide 4 - Tekstslide

Theorie spreken, kijken en luisteren - blok 1 
  • Soorten gesprekken 
  •  Directe rede
  • Stemgebruik
  • Leestekens 

Slide 5 - Tekstslide

Soorten gesprekken 
Je kunt luisteren naar, kijken naar en meedoen aan verschillende soorten gesprekken: de monoloog, de dialoog en het groepsgesprek.

  • Monoloog --> er spreekt één iemand.
  •  Dialoog --> er praten twee mensen met elkaar.
  • Groepsgesprek --> als er drie of meer mensen met elkaar praten.


Slide 6 - Tekstslide

Monoloog - dialoog - groepsgesprek
Gesprekssoorten:
1. Monoloog --> spreekbeurt, presentatie of toespraak. 
2. Dialoog -->  interview
3. Groepsgesprek  -->  vergadering


Slide 7 - Tekstslide

Als de docent moppert tegen de hele klas, dan is er het MEEST sprake van..
A
monoloog
B
dialoog
C
groepsgesprek

Slide 8 - Quizvraag

Je oom houdt een toespraak op de bruiloft van de buren.
A
monoloog
B
dialoog
C
groepsgesprek

Slide 9 - Quizvraag

Na schooltijd praten Walid en Kostas over het voetbaltoernooi.
A
monoloog
B
dialoog
C
groepsgesprek

Slide 10 - Quizvraag

Je geeft een presentatie bij de gemeenteraad over jouw school.
A
groepsgesprek
B
dialoog
C
monoloog

Slide 11 - Quizvraag

Sanne, Ahmet, Yacinta en Michiel praten over de vakantie.

Dit is een .......
A
monoloog
B
dialoog
C
groepsgesprek

Slide 12 - Quizvraag

Directe rede 
Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand letterlijk zegt (citaat) -> aanhalingstekens --> Dave zei: ‘Ik ben verliefd!’

Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - geen aanhalingstekens -->  Dave zei dat hij verliefd was.

Slide 13 - Tekstslide

(in)directe rede: opschrijven wat iemand zegt

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de directe rede?
A
Als je letterlijk opschrijft wat iemand zegt.
B
Als je redelijke taal gebruikt.

Slide 15 - Quizvraag

Directe rede of indirecte rede?
Joep zei dat hij moe was
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 16 - Quizvraag

Welke zin staat in de directe rede?
A
Hij vroeg wat het huiswerk was.
B
Hij vraagt: 'Wat is het huiswerk?'

Slide 17 - Quizvraag

Stemgebruik: toonhoogte, volume, tempo en intonatie
Er zijn ongelooflijk veel stemmen. Elke stem is anders. Dat komt door:
  • Toonhoogte -->  hoe hoog of laag een stem is als je praat
  • Volume --> zacht of hard praten
  • Tempo --> snel of langzaam praten
  • Intonatie --> de toon van je stem. Je kan aan de stem horen hoe iemand zich voelt (boos, verdrietig, vrolijk, angstig, ongeduldig, geïrriteerd) 

Slide 18 - Tekstslide

Leestekens, functie en wat doe je met je stem
Om een spreker te helpen af en toe pauzes te nemen bij het lezen van een tekst, staan er leestekens in een zin. Ook hoort de luisteraar aan de stem van de spreker of er een punt, vraagteken of uitroepteken staat. Net zoals hij hoort wat het tempo, het volume, de toonhoogte en de intonatie is.
  • Een punt --> geeft het einde van de zin aan --> je stem gaat dan omlaag. 
  • Een vraagteken --> geeft aan dat de zin een vraag is --> je stem gaat omhoog. 
  • Een uitroepteken --> geeft aan dat de zin een uitroep is --> je gaat harder praten.  
  • Een komma  --> geeft een korte pauze aan --> je haalt adem en gaat rustig verder. 

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag! 
  • Je gaat de opdrachten van spreken, kijken en luisteren van blok 1 zelfstandig maken. 
  • Ben je klaar? Dan ga je verder werken aan Numo.  

Slide 20 - Tekstslide