Uiteenzetting schrijven: literatuurgeschiedenis middeleeuwen

Literatuurgeschiedenis
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Literatuurgeschiedenis

Slide 1 - Tekstslide

Literatuurgeschiedenis
We gaan ons bezighouden met de volgende vragen:
  1. Welke verhalen werden geschreven of verteld?
  2. Met welk doel werden die verhalen geschreven of verteld?
  3. Door wie werden die verhalen gelezen?
  4. Hoe hangen die verhalen samen met de tijd waarin ze ontstaan zijn?

Slide 2 - Tekstslide

Literatuurgeschiedenis
De literatuurgeschiedenis is opgedeeld in literaire periodes die je voor een deel kent van het vak geschiedenis. Voor de komende toets kijken we naar de literatuurgeschiedenis van de middeleeuwen tot en met de renaissance. Voor de toets daarna kijken we naar andere literaire periodes.

Slide 3 - Tekstslide

Waarom moet ik dat allemaal weten?


  • Het is de Nederlandse cultuur.
  • Veel teksten, films, bekende citaten etc. verwijzen naar de oude Nederlandse teksten.
  • Unieke manier om te lezen wat iemand 500 of zelfs 800 jaar geleden bezighield en hoe hij leefde. (Tijdcapsule)

Slide 4 - Tekstslide

Middeleeuwen
De literatuurgeschiedenis van Nederland begint in de middeleeuwen. Voor die tijd zijn er geen overgeleverde teksten uit het Nederlands.

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je van de middeleeuwen?

Slide 6 - Open vraag

Algemene inleiding middeleeuwen

Vandaag bespreken we de volgende onderwerpen:
  • historische context
  • welke taal spraken de mensen in de middeleeuwen?
  • wat waren de middeleeuwers voor mensen?

Slide 7 - Tekstslide

Middeleeuwen 
historische context
De middeleeuwen duren van 500 tot 1500 en zijn verdeeld in de vroege middeleeuwen (500-1000), de hoge middeleeuwen (1000-1300) en de late middeleeuwen (1300-1500)
In de late middeleeuwen worden de steden langzamerhand  steeds belangrijker en de burgers in de steden krijgen steeds meer macht. Het oude leenstelsel waarin de adel alle macht had, begint af te brokkelen. 
In de hoge middeleeuwen onstonden de eerste steden in West-Europa en tegen betaling krijgen ze een zekere mate van zelfstandigheid. Dit is de tijd waarin de indrukwekkende kathedralen worden gebouwd en de eerste universiteiten ontstaan. In deze periode begint ook de Nederlandse literatuur.
De vroege middeleeuwen zijn voor de Nederlandse literatuur minder belangrijk, omdat er geen teksten zijn overgeleverd. Het is de tijd van de adel (ridders) en de geestelijken (priesters en monniken). Wie niet tot een van deze twee groepen behoorde, had niets te vertellen. De adel verdeelt het land door middel van het leenstelsel. De hoogste vorst leent land uit aan andere edellieden. Die zijn "de baas" in het gebied dat ze geleend hebben. In ruil daarvoor moeten ze trouw aan de vorst zweren en belasting betalen. Er waren nog geen steden in wat nu Nederland heet.

Slide 8 - Tekstslide

Welke taal spraken de mensen in de middeleeuwen?

Slide 9 - Tekstslide

1500
1300
1100
600
Hoe oud zijn deze tekstfragmenten?
Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu wat unbidan we nu
maltho thi afrio lito

Vraye historie ende al waer
maghic u tellen, hoort er naer! 
Het ghebuerde dat des heer Ghijsbrecht Mariken zijnder nichten seynden wilde in die stadt van Nieumeghen

Slide 10 - Sleepvraag

Allereerste Nederlandse literaire tekst

Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu wat unbidan we nu



gevonden in een Oudengels prekenhandschrift, omstreeks 1100

Slide 11 - Tekstslide

Wat denk je dat de zin betekent: Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu wat unbidan we nu

Slide 12 - Open vraag

Video
Bekijk van de volgende video de eerste zes minuten.  Hierin zie je hoe die allereerste zin tot stand is gekomen en wat die betekent. Als je de naam Hendrik van Veldeke in beeld ziet verschijnen, mag je stoppen met kijken.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Echte oudste Nederlandse zin
De zin olla vogala ... is wel de oudste literaire zin, maar niet het alleroudste Nederlands. Dat is:
maltho thi afrio lito  

Deze zin stond in een wetboek uit de zesde eeuw. Welke woorden herken je, als je denkt aan de zin: Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu wat unbidan we nu?
betekenis
Ik maak je vrij, halfvrije
Deze zin werd uitgesproken als een halfvrije (een soort slaaf) helemaal vrij werd gemaakt.
 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Wat waren die middeleeuwers voor mensen? 

Bekijk in de volgende video hoe de middeleeuwers dachten dat de wereld in elkaar zat. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

De middeleeuwse maatschappij was theocentrisch. Wat betekent dat?
In het dagelijks leven ...
A
... staat de wetenschap centraal.
B
... staan God en godsdienst centraal.
C
... staan geld en economie centraal.
D
... staat iemand die Theo heet centraal.

Slide 19 - Quizvraag

Het leven in de middeleeuwen
De middeleeuwse cultuur is theocentrisch. God en alles wat met godsdienst (Rooms-Katholiek) te maken heeft staan centraal. Het leven na de dood is belangrijker dan het leven zelf. Een bekende spreuk is memento mori: gedenk te sterven. Probeer om in de hemel te komen.
De priesters en de monniken (de geestelijkheid) hebben daarom het meeste te vertellen. Zij zijn de belangrijkste stand.

Slide 20 - Tekstslide

Het leven in de middeleeuwen

De tweede belangrijke stand was de adel. De adel had de wereldlijke macht verdeeld via het feodale stelsel ook wel het leenstelsel genoemd. Daarbij leent de koning (leenheer) zijn grond aan de leenmannen.
De leenheer verdeelt zijn grond in kleinere gebieden en leent  die uit aan zijn leenmannen (vazallen). In ruil voor het gebruik van de grond helpen de leenmannen hun leenheer als er gevochten moet worden. Essentieel is de onvoorwaardelijke trouw tussen leenman en leenheer.
De leenmannen kunnen de hun toebedeelde grond weer opdelen in kleinere gebieden en die weer uitlenen aan onderleenmannen (ondervazallen).  Ook hier geldt dat onvoorwaardelijke trouw essentieel is en dat de onderleenmannen hun leenheer helpen als er gevochten moet worden.

Slide 21 - Tekstslide

Het leven in de middeleeuwen
Je hebt gezien dat de middeleeuwse maatschappij een standenmaatschappij was. Gedurende het grootste deel van de middeleeuwen waren er maar twee standen: de geestelijkheid en de adel. Pas vanaf de late middeleeuwen wordt een derde stand belangrijk: de burgerij. Dit zijn de inwoners van de steden.

Slide 22 - Tekstslide

Literatuur in de middeleeuwen
Uit de vroege middeleeuwen is geen Nederlandse literatuur overgebleven. Dat komt doordat in die tijd verhalen niet werden opgeschreven, ze werden alleen verteld. We noemen dat orale literatuur. Pas in de hoge middeleeuwen begint men heel af en toe verhalen op te schrijven op perkament, zodat wij ze nog steeds kunnen lezen. Bekijk de volgende video over boeken en geschriften in de middeleeuwen.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Boekdrukkunst
In de video wordt gesproken over de uitvinding van de boekdrukkunst aan het einde van de middeleeuwen (1445)  door Johannes Gutenberg. Gutenberg heeft uitgevonden dat je kon drukken met losse letters. Voor die tijd kon men wel al een complete pagina van een boek uit hout snijden (blokboek) en deze drukken. Maar dat was verschrikkelijk veel werk. 

Slide 25 - Tekstslide

Afsluiting
Je hebt deze les gezien dat er drie standen waren in de middeleeuwen:
  • geestelijkheid
  • adel
  • burgers (vanaf de late middeleeuwen)
Al die standen hebben hun eigen literatuur. De komende lessen bekijken we de literatuur van de verschillende standen.



Slide 26 - Tekstslide

Hofdag
Hofdag: Een hofdag was vroeger in verhalen een bekend verschijnsel. Het was een dag waarop de koning al zijn vazallen, zijn edelen, bijeen riep om de klachten van het volk te horen en recht te spreken. 
(Reynaert de Vos - begint met een hofdag. Hier rechtspreken). 

Slide 27 - Tekstslide

Feodale stelsel
Vanaf 700 beloonde een vorst zijn trouwe onderdanen door ze landerijen (stukken land) in bruikleen te geven. Het in bruikleen geven van land was voor zo’n vorst een alternatief voor beloning in geld, want er was toen weinig geld in omloop. Het in bruikleen gegeven stuk land werd feodum genoemd.
Vazal = degene die het stuk land kreeg, moest de vorst van wie hij de grond te leen kreeg (leenheer) trouw en gehorozaamheid beloven.
Bovendien was hij verplicht tot ‘consilium et auxillium’= hij moest de leenheer met raad en daad bijstaan.
Het ontvangen van zo’n leen was een bijozndere gebeurtenis. De vazal moest homage doen of hulde doen: geknield met gevouwen handen de leenheer trouw beloven. Het kernbegrip was TROUW. 

Slide 28 - Tekstslide

Karelepiek
- Ridderromans waarin de avonturen over Karel de Grote of vazallen centraal staan.
- voorhoofs
- verhalen gaan terug op historische feiten en of personen, bij voorkeur Karel de Grote. 
-  Trouw aan de vorst en God is de belangrijkste ridderdeugd (feodale stelstel) 
- Vrouwen spelen geen of een volkomen ondergeschikte rol. 
- .Strijd en brute kracht staan centraal. Wreedheden tegen heidenen worden breed uitgesmeerd: ruwe verhalen waarin de heldendaden van Karel de Grote en zijn bloederige gevechten samen met de leenmannen worden verheerlijkt. 
Ook zijn er veel gevechten tussen ridders onderling, vaak om een jonkvrouw of stuk land. 
De bekendste verhalen zijn Karel ende Elegast, het Roelantslied en Reinout van Montalbaen (de 4 Heemskinderen).

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

1. Het verhaal begint met de volgende woorden: FRaeye historie ende al waer
 Mach ic v tellen hoort naer. Het was op enen auontstont. Dat karel slapen begonde. Tengelem op den rijn. Dlant was alle gader sijn.. Hi was keyser ende coninc mede. Hoort hier wonder ende waerhede. Wat den coninc daer gheuel. Dat weten noch die menige wel
Waarom is dit begin bijzonder en waarom wijkt het af van het verwachtingspatroon van de oorspronkelijke luisteraars.
2. Leg uit hoe de feodale piramide in elkaar steekt en welke rol de hofdag daarin speelt. Vind je 

Slide 31 - Tekstslide

4. Heb je een idee waarom Karel pas bij de derde verschijning van de engel aan de oproep gehoor gaf. Leg je antwoord uit!
5. Een ploegijzer was in de Middeleeuwen een bekend inbrekersinstrument. Leg uit waarom Elegast toch begint te lachen, als Adelbrecht het tevoorschijn haalt. 
6.. Elegast en Eggerik beslissen via een gerechtelijk tweegevecht wie er gelijk heeft. Waarom is het uitgesloten dat Eggerik deze strijd wint?

Slide 32 - Tekstslide

  In de middeleeuwen was er sprake van een hiërarchische verdeling van de maatschappij.
Wat houdt het ‘feodale stelsel’ in?  Wat was het kernbegrip in het feodale stelsel?
Karel is zowel leenheer als leenman in Karel ende Elegast. Leg dit duidelijk uit.
Vanaf de twaalfde eeuw begint zich een ‘hoofse’ cultuur aan de hoven te ontwikkelen. Leg het begrip ‘hoofsheid’ duidelijk uit. In hoeverre is er sprake van hoofsheid in Karel ende Elegast?
De ridderromans gaan terug op de chansons de geste. Welke twee thema’s zijn dominant in de chansons de geste? Welk thema staat centraal in Karel ende Elegast?
Behoort Karel ende Elegast tot de voorhoofse ridderromans of tot de hoofse ridderroman?
Wat is de boodschap van Karel ende Elegast?
Hoe veranderde de rol van de vrouw tijdens de voorhoofse ridderromans en de hoofse ridderromans? Leg dit duidelijk uit.
Hoe zou Elegasts kersverse vrouw gereageerd hebben op haar huwelijk met Elegast?
Beschrijf de positie van de vrouw in de middeleeuwen.
Karel stelt voor om bij zichzelf te gaan stelen.
Waarom zou Karel aan Elegast vragen om bij Karel te gaan stelen?
Waarom gaat Elegast niet in op het voorstel van Karel? Vergelijk Elegast met Robin Hood.

Slide 33 - Tekstslide

Arthurepiek
- hoofs:  gecultiveerde omgangsvormen binnen de adellijke elite om onderlinge spanningen te voorkomen,  je hoort je medemens met respectvolle gemanierdheid tegemoet te treden, je laat de ander in zijn waarde en plaatst deze niet voor onaangename verrassingen. Je bent wellevend, galant en je beheerst je driften en impulsen, kortom: je bent hoofs.
- 13e-eeuw 
- de verhalen gaan niet terug op historische feiten , maar de queeste (speurtocht) naar de ideale vrouw of de Heilige Graal. 
- eliteliteratuur (publiek); jonge ridders 
- begint vaak met een hofdag) 
-  Vaak wordt de vrouw vereerd en er is een grote rol voor goede manieren (hoofsheid) en de manier waarop geliefden elkaar benaderen (hoofse minne). 
-  Een ander thema uit de Arthurromans: list en sluwheid zijn belangrijker dan brute kracht en moed.
-  Opvallend is ook de veelvuldige aanwezigheid van sprookjesfiguren, zoals draken. 
Bekende voorbeelden zijn:  Floris ende Blancefloer en Ferguut. 
- Van den Vos Reynaerde is een parodie op de arthurroman. 
- educatieve functie + ontspanning

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Vragen Floris ende Blancefloer
Waarom is – net als de meeste andere Middeleeuwse literatuur – op rijm geschreven?
Waarom had Floris het heel gewoon gevonden als Blancefloer en hij op dezelfde dag zouden zijn gestorven? 
Wat betekent de naam Blancefloer, denk je?
Wat wil de dichter over Blancefloer zeggen door haar deze naam te geven?
Hoe komt het dat niemand ooit gemerkt heeft dat Floris en Blancefloer verliefd op elkaar waren? 
Welk verwijt maakt Floris aan de dood?
Wat is Floris van plan te gaan doen? 
Hoe stelt Floris zich het hiernamaals voor? 

Slide 36 - Tekstslide

Vervolg
Wat zijn de kenmerken van voorhoofse ridderromans? Wat zijn de kenmerken van hoofse ridderromans?
Behoort Floris ende Blancefloer tot de voorhoofse of hoofse ridderromans? Illustreer je antwoord met tenminste één voorbeeld (of citaat) uit de tekst.
Floris ende Blancefloer speelt zich af in ‘het oosten’ en bevat verwijzingen naar het islamitische geloof. Het is geschreven in ± 1250. Leg met behulp van historische gebeurtenissen uit waarom het verhaal niet eerder (dus in de vroege Middeleeuwen) kan zijn geschreven.


Slide 37 - Tekstslide

Vervolg
Lees de volgende twee versies van de het einde van Floris ende Blancefloer. Bepaal welke versie waarschijnlijk de juiste is en leg je antwoord uit. 

Floris’ moeder vertelt haar zoon dat Blancefloer nog leeft. Hij gaat naar haar op zoek en weet haar met een list uit de harem van een sultan te bevrijden. Ze trouwen nadat Blanceloer moslima is geworden en ze leven nog lang en gelukkig.

Floris’ moeder vertelt haar zoon dat Blancefloer nog leeft. Hij gaat naar haar op zoek en weet haar met een list uit de harem van een sultan te bevrijden. Ze trouwen nadat Floris het christelijke geloof heeft aangenomen en ze leven nog lang en gelukkig.

Slide 38 - Tekstslide

Geestelijke letterkunde
- Geestelijke letterkunde bestaat uit een collectie verhalen die voornamelijk geschreven zijn door monniken en nonnen.
- De inhoud van deze teksten hebben een christelijke inhoud en bevatten vaak veel beeldspraak en er komen belangrijke geestelijken in voor.
- In een Marialegende, een van de vele subgenres, komt er een vertoning van Maria voor, vaak vergezeld door Jezus.
- Een ander subgenre is het kloosterverhaal. Hierin heeft vooral de plaats een belangrijke rol, het speelt zich namelijk altijd in of rond een klooster af. Een voorbeeld van geestelijke letterkunde is de Beatrijs.
- Functie: oproep tot christelijk leven en het ware geloof uitdragen

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Vragen bij Beatrijs
Behandel de symboliek in Beatrijs (bijvoorbeeld: kleuren, getallen) 
1. Is de auteur van Beatrijs een professioneel schrijver?
2.  Hoe omschrijft hij zijn verhaal? Welk soort verhaal is het volgens hem?
3. Bedacht hij dit verhaal zelf?
4.  Hoe omschrijft hij Beatrijs?
5. Welk probleem ervaart Beatrijs na enige tijd?
6. Welke twee soorten minne staan in dit verhaal centraal?
7. Beatrijs twijfelt bij haar vertrek. Waaraan? Begrijp je haar?
8. Beatrijs wordt ook wel de middeleeuwse Lady Gaga genoemd? Begrijp je dit? Leg dit uit? 

Slide 41 - Tekstslide

Reinaert de Vos
Op de hofdag komen alle dieren opdagen, behalve Reynaert de vos, want die heeft te veel misdaan. Vele dieren klagen over Reynaerts misdaden. De wolf Isegrim getuigt dat Reynaert de wolvin Hersinde heeft verkracht. Als Cantecleer de haan aankomt met de dode kip Coppe besluit de koning een bode te sturen (Bruun de beer) om de vos te dagvaarden (1e indaging).  Reynaert lokt de beer in de val. Dit lukt doordat hij hem honing belooft, die in een boomstam zou zitten. De beer raakt in de eik vastgeklemd. Het hele dorp komt hem afrossen. Als Julocke (jou lok ik) de vrouw van de pastoor, door het gedrang in het water sukkelt, slaagt Bruun erin zich los te rukken. Daarna wordt Tibeert de kater uitgezonden (2e indaging) . Hij wordt door Reynaert naar de schuur van de pastoor gelokt, waar muizen zouden zitten. Tibeert raakt in een strop, maar ontsnapt nadat hij de pastoor  heeft toegetakeld. 

Slide 42 - Tekstslide

Hij wordt door Reynaert naar de schuur van de pastoor gelokt, waar muizen zouden zitten. Tibeert raakt in een strop, maar ontsnapt nadat hij de pastoor deerlijk heeft toegetakeld. De derde bode wordt Grimbeert de das. Met hem gaat de vos mee. Onderweg biecht Reynaert zijn zonden op. Hij lijkt meer plezier dan berouw te hebben. Aan het hof wordt de vos veroordeeld. De beer, de wolf en de kater zullen de galg in orde brengen. Terwijl die drie weg zijn, spreekt de vos het koningspaar nog een 'laatste' keer toe. In zijn tweede biecht maakt Reynaert gewag van een staatsgreep die zou zijn beraamd om Bruun op de troon te helpen. Geld om deze operatie te bekostigen was er in overvloed dankzij een schat die Reynaerts vader gevonden had. Reynaert doet zich voor als trouwe onderdaan en vertelt dat hij door het stelen van de schat de staatsgreep heeft verhinderd. Hij wil de koning zelfs de vindplaats van de schat aanwijzen. Op dat moment vliegt de raaf Tiecelijn weg om de drie "vijanden" te verwittigen. Tibeert gelooft dat Reynaert zich zal vrijpraten en geeft zich gewonnen. Maar de wolf en de beer rennen terug naar het hof, waar ze als samenzweerders in de boeien worden geklonken

Slide 43 - Tekstslide

- Reynaert vertrekt op pelgrimstocht naar Rome met een tas gesneden uit het vel van de beer en schoenen uit de huid van het wolvenpaar. Haas en ram vergezellen de vos tot aan Malpertuus. In het vossenhol wordt Cuwaert de haas vermoord en opgegeten. Zijn hoofd wordt in de tas van berenvel gestopt. De ram Belijn moet die aan de koning bezorgen en erbij vertellen dat hij "de brief" persoonlijk gedicteerd heeft. Als aap Botsaert, de hofklerk, de tas opent wordt het bedrog van de vos duidelijk. Firapeel de luipaard stelt voor om Bruun en Isegrim vrij te laten en hen voor eeuwig en altijd toe te laten de schapen te bejagen. Reynaert wordt vogelvrij verklaard. Dat is dan "sconinx vrede".

Slide 44 - Tekstslide

Vragen over Reynaert de Vos
Zoek materiaal/gegevens over de schrijver en de ontstaansgeschiedenis. Is het bijvoorbeeld een vertaling? Zijn er voorlopers van soortgelijke verhalen?
Welk publiek had de schrijver voor ogen? Motiveer je antwoord.
‘Lezen’ in de middeleeuwen was vaak ‘luisteren’. Geef een aantal tekstplaatsen waaruit dit blijkt.
Zoek verwijzingen naar historische gebeurtenissen in het verhaal.
Waarom past de scène met de pastoor niet in onze tijd?
Het verhaal is een parodie, een tekst waarin - meestal op humoristische wijze - bepaalde verschijnselen belachelijk worden gemaakt. Wat is het onderwerp van de spot? Behandel dit uitvoerig.

Slide 45 - Tekstslide

SR2
Kies één van de onderwerpen die je hebt doorgekregen via mail (8 januari): karelepiek, arthurepiek, geestelijke letterkunde.
Lees de informatie bij de mail goed door. 
Zoek zelf informatie over jouw onderwerp, via bijvoorbeeld: literatuurgeschiedenis.nl,  onlinenederlands.nl, cambiumned.nl, schooltv.nl, etc.). Zorg dat je een expert wordt over jouw onderwerp. Op de toets zelf krijg je drie deelonderwerpen die je in jouw uiteenzetting moet verwerken. Het vierde deelonderwerp is een alinea over Reynaert de Vos (zorg dat het aansluit bij jouw hoofdonderwerp: karelepiek, arthurepiek, geestelijke letterkunde) 

Slide 46 - Tekstslide

Hoe schrijf je een uiteenzetting
- Maak een bouwplan! (Voorbeeld blz. 68 NN)
- Schrijf je uiteenzetting uit. 
1. alinea 1 = aandacht trekken (inleiding)
2. alinea 2 = onderwerp introductie (inleiding)
3. alinea 3 t/m 5 = deelonderwerpen die je krijgt op de toets
4. alinea 6 = deelonderwerp 4: Reynaert de Vos
5. alinea 7 = slot

Slide 47 - Tekstslide

Waar moet ik op letten
Vergeet je titel niet. 
Vergeet je tussenkopjes niet.
Vergeet de signaalwoorden niet. (opsomming)
Zorg ervoor dat je alinea uit ten minste drie zinnen bestaan (kern, ondersteuning, bewijs). 

Slide 48 - Tekstslide

Schrijftips
Schrijf foutloos: geen spel- en formuleerfouten.
Maak je zinnen niet te lang.
Bedenk goed waar een zin begint en eindigt. Een zin begint niet met een voegwoord (terwijl, want, maar, en).

Slide 49 - Tekstslide