Les Duits klas 1 woensdag 16 november

Lesinhoud
1 Regels
2 Herhaling haben en sein vervoegen*
3 Bespreken: Aufgabe 23 (blz. 44-45)
4 Maken: Aufgabe 20 (blz. 43)
4 LessonUp overhoring huiswerk/grammatica
5 Huiswerk 
 Owen: inleveren Lernliste N-D links, Levi: Lernliste N-D helemaal.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesinhoud
1 Regels
2 Herhaling haben en sein vervoegen*
3 Bespreken: Aufgabe 23 (blz. 44-45)
4 Maken: Aufgabe 20 (blz. 43)
4 LessonUp overhoring huiswerk/grammatica
5 Huiswerk 
 Owen: inleveren Lernliste N-D links, Levi: Lernliste N-D helemaal.

Slide 1 - Tekstslide

sein (zijn) - haben (hebben)
ich                                                              Hannah
du                                                               der Bruder 
er/sie/es                                                  mein Vater und ich
wir                                                              Johan
ihr
sie/Sie                                                       1) aantal personen 2) geslacht

Slide 2 - Tekstslide

LessonUp
Hoe goed heb je de woordjes geleerd?

En hoe goed heb je net bij de uitleg (haben en sein) opgelet?

Dat gaan we nu testen!

Slide 3 - Tekstslide

de broer =
A
der Bruder
B
der Broeder
C
die Bruder
D
die Brüder

Slide 4 - Quizvraag

de broers =
A
der Bruder
B
der Broeder
C
die Bruder
D
die Brüder

Slide 5 - Quizvraag

de jongen =
A
die Jungen
B
der Jungen
C
der Junge
D
je weet zelluf

Slide 6 - Quizvraag

de jongens =
A
die Jungen
B
der Jungen
C
der Junge
D
echtkapotsaai

Slide 7 - Quizvraag

vertaal: de vader (let op: der/die/das NIET met een hoofdletter)

Slide 8 - Open vraag

vertaal: de vaders (let op: der/die/das NIET met een hoofdletter)

Slide 9 - Open vraag

vertaal: de vriend (let op: der/die/das NIET met een hoofdletter)

Slide 10 - Open vraag

de vrienden =
A
die Freunden
B
der Freunden
C
die Freunds
D
die Freunde

Slide 11 - Quizvraag

het gezin =
A
der Familie
B
die Familie
C
das Gesinne
D
die Familien

Slide 12 - Quizvraag

de nicht =
A
die Cousine
B
die Nichte
C
der Cousine
D
der Cousin

Slide 13 - Quizvraag

Het meervoud van die Mutter is die Mütter
A
juist
B
niet juist

Slide 14 - Quizvraag

ohne =

Slide 15 - Open vraag

das Handy =

Slide 16 - Open vraag

wichtig =

Slide 17 - Open vraag

wählen =
A
Walen
B
misschien
C
kiezen
D
halen

Slide 18 - Quizvraag

vielleicht =
A
fel licht
B
toch wel
C
misschien
D
boeiuh

Slide 19 - Quizvraag

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 20 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 21 - Sleepvraag

meine Schwester =
A
ich
B
du
C
sie meervoud
D
sie enkelvoud

Slide 22 - Quizvraag

Meine Schwester .......... krank. (sein)
A
hat
B
ist
C
bin
D
bist

Slide 23 - Quizvraag

Ihr .................... Hunger. (haben)
A
haben
B
habt
C
habe
D
hast

Slide 24 - Quizvraag

Ich ....... etwas gemacht (haben)
A
hast
B
habe
C
habt
D
hat

Slide 25 - Quizvraag

der Junge =
A
ich
B
er
C
sie meervoud
D
wir

Slide 26 - Quizvraag

Wo ........ du? (sein)
A
bist
B
sind
C
ist
D
seid

Slide 27 - Quizvraag

Ihr ... zu spät. (sein)
A
seid
B
sind
C
sein
D
bist

Slide 28 - Quizvraag

Marie und Thomas ............. einen Hund. (haben)
A
habt
B
haben
C
hat
D
habe

Slide 29 - Quizvraag

Du ........ gut gearbeitet. (haben)
A
habt
B
habe
C
hat
D
hast

Slide 30 - Quizvraag

Das Kind ............ traurig.
A
bin
B
bist
C
ist
D
seid

Slide 31 - Quizvraag

FERTIG

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk
Leren: 
- Lernliste N-D, blz. 60, alle rode woordjes (het gezin t/m de zus)
- Lernliste D-N, item C (erzählen t/m gern)


Let op: Woensdag 23 november: SO Kapitel 2

Slide 33 - Tekstslide