Aan het einde van de les weet je op welke manieren een schrijver tijdsprongen aanbrengt in een verhaal.
Je kent de volgende begrippen: chronologische volgorde, Flashback, Flash forward, Verteltijd, Vertelde tijd.
Aan het einde van de les kun je:
-Een tijdssprong zien in een verhaal en benoemen wat voor tijdssprong dit is.
-Je kunt uitleggen wat de verteltijd en vertelde tijd is van een verhaal.
-Je kunt uitleggen of een verhaal chronologisch is verteld of niet.