leidinggeven hoofdstuk 5

vragen hoofdstuk 5
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

vragen hoofdstuk 5

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een overlegdoel?
A
informatief
B
instrueren
C
besluitvormend
D
A, B en C zijn goed

Slide 2 - Quizvraag

Wat is géén voorbeeld van een probleemoplossend overleg?
A
keuzes maken
B
ideeën uitwerken
C
afspraken maken
D
taken verdelen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is géén voorbeeld van een instruerend overleg?
A
uitleggen
B
voordoen
C
taken verdelen
D
instrueren

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van informeel overleg?
A
weinig structuur
B
niets staat van te voren vast
C
vast moment van overleg
D
vooraf geen bepaalde structuur

Slide 5 - Quizvraag

Welke vormen van overleg zijn er?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het doel van werkoverleg?

Slide 7 - Open vraag

Tussen hoeveel mensen vindt een bilateraal overleg plaats?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het doel van een agenda?

Slide 9 - Open vraag

Wie heeft er géén rol bij een werkoverleg?
A
voorzitter
B
klanten
C
deelnemers
D
notulist

Slide 10 - Quizvraag

De voorzitter bepaalt het besluit!
Wat voor besluit is dit?
A
minderheidsbesluit
B
unaniem besluit
C
autoritair besluit
D
delegatiebesluit

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent E = K x A?

Slide 12 - Open vraag

Wat bedoelen we met 'draagvlak creëren"?
A
eigen zin doordrijven
B
iedereen meekrijgen
C
alles uitbesteden
D
autoritair zijn

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekenen de letters "BOB"?

Slide 14 - Open vraag

Wat is geen verstoring tijdens de vergadering?
A
afleiding door deelnemers
B
negatieve sfeer
C
aandachtig luisteren
D
te lange agendapunten

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een nadeel van online vergaderen?
A
bespaart tijd
B
verbetert de efficiency
C
verbetert balans tussen werk en privé
D
non verbale communicatie ontbreekt

Slide 16 - Quizvraag

Uit de praktijk!

Slide 17 - Open vraag

Uit de praktijk
Beautyfull is een bedrijf dat zes drogisterijen heeft. De directie besluit een aantal
merken gezichtsverzorgingsproducten uit de collectie halen en deze vervangen door
andere merken. Zij denkt dat deze merken beter aansluiten bij de doelgroep en
daardoor beter verkocht worden.
De directie verwacht dat elke filiaalmanager dit onderwerp bespreekbaar maakt bij zijn
team tijdens het maandelijkse werkoverleg. Filiaalmanager Jesse doet dit in zijn filiaal.
Welke doelen heeft een werkoverleg?

Slide 18 - Open vraag

2. Wat voor soort overleg is het overleg dat Jesse over de assortimentswissel heeft in
het werkoverleg?

Slide 19 - Open vraag

3. Is de assortimentswissel een vast of een wisselend agendapunt?

Slide 20 - Open vraag

4. De medewerkers willen het assortiment niet veranderen. Van hun klanten krijgen ze
juist te horen dat ze heel tevreden zijn met het huidige assortiment. Jesse geeft
aan dat de directie al heeft besloten dat het huidige assortiment wordt vervangen.
Van welk soort besluitvormingsmethode is hier sprake?

Slide 21 - Open vraag

Leidinggevende Robert heeft afgelopen maandag gehoord dat het verlofbeleid is
veranderd. Hij communiceert dit tijdens het wekelijkse werkoverleg aan zijn team.
Eerst vertelt Robert aan zijn medewerkers wat het nieuwe beleid is. Vervolgens
deelt hij mee hoe zij in het vervolg hun verlofaanvragen moeten indienen.
a. Welke twee doelen heeft het werkoverleg van Robert?

Slide 22 - Open vraag

b. Is dit overleg een voorbeeld van een formeel of een informeel overleg?
Leg uit.

Slide 23 - Open vraag

2. Leidinggevende Esmee is bezig met veranderingen binnen haar organisatie. De
veranderingen moeten natuurlijk doorgegeven worden aan de medewerkers. Dat
kan via een werkoverleg, maar ook via de nieuwsbrief.
a. Noem een nadeel van het communiceren van deze veranderingen in een
werkoverleg ten opzichte van het doorgeven ervan in een nieuwsbrief.

Slide 24 - Open vraag

b. Noem twee voordelen van het communiceren van deze veranderingen in een
werkoverleg ten opzichte van het doorgeven ervan in een nieuwsbrief

Slide 25 - Open vraag

3. Welke overlegvorm is het meest geschikt in de volgende situaties? Leg uit.
a. Er is beslag gelegd op het loon van één van de medewerkers. Dit betekent
dat zij schulden heeft waaraan zij niet kan voldoen. De leidinggevende moet
dit aan de medewerker kenbaar maken.

Slide 26 - Open vraag

. Het winkelteam moet worden geïnformeerd over een contract met een
aanbieder van ‘narrow casting’, een systeem om door middel van schermen
in de winkel reclame te maken en informatie aan de klanten te geven.

Slide 27 - Open vraag

c. Je informeert alle medewerkers over de jaarafsluiting en het kerstfeest.

Slide 28 - Open vraag

d. Je bespreekt de taakverdeling voor de komende week

Slide 29 - Open vraag

e. Je bespreekt met andere leidinggevenden de doelen voor het komende
kwartaal.

Slide 30 - Open vraag

4. Brechtje maakt de agenda voor een werkoverleg. Eén van de medewerkers heeft
een vergaderpunt, maar Brechtje twijfelt of dit wel op de agenda moet.
Noem twee vragen die zij zichzelf kan stellen om een keus hierin te maken

Slide 31 - Open vraag

Diederik is sinds kort afdelingsmanager in een bouwmarkt. Vandaag heeft hij zijn
tweede werkoverleg gepland. Voorheen maakte Roos altijd de notulen, maar zij
zou liever hebben dat iemand anders dat in het vervolg doet. Daarom geeft
Diederik tijdens het overleg aan dat de taak van notulist vanaf dat moment
rouleert. Bij elk overleg is een ander aan de beurt. Diederik heeft dit besluit
zonder overleg met anderen genomen.
a. Wat kan een reden zijn dat Diederik aan het verzoek van Roos meewerkt?

Slide 32 - Open vraag

b. Hoe noem je de manier van besluitvorming van Diederik? Leg uit.
A autoritair besluit
B minderheidsbesluit
C unaniem besluit

Slide 33 - Open vraag

6. Jos en Johan nemen deel aan een vergadering. Zij leiden een
gemeenschappelijk project. Tijdens de vergadering merkt Jos op: “Het lijkt alsof
er helemaal geen aandacht wordt besteed aan wat wij belangrijk vinden, dat is
vreemd.” “Inderdaad”, reageert Johan. En hij kijkt geïrriteerd naar de voorzitter.
Klagend onderbreekt Johan vervolgens de voorzitter om zijn punt te maken. Er
ontstaat geroezemoes en sommige mensen reageren geërgerd.
Van welke twee soorten verstoringen tijdens een overleg is hier sprake

Slide 34 - Open vraag

7. Tijdens de vergadering van de winkeliersvereniging wordt lang over een
onderwerp gediscussieerd, maar dit levert geen resultaat op. Er ontstaat
onduidelijkheid. De overige punten van de agenda kunnen niet meer worden
behandeld.
a. Van welke belemmering in het overleg lijkt hier sprake te zijn?

Slide 35 - Open vraag

b. Hoe kan de voorzitter dit oplossen?

Slide 36 - Open vraag