Werkwoorden met ‘’zijn’’in het perfectum
Ik ben...............gegaan zijn-geweest
Jij/je bent.......... gegaan komen-gekomen
Hij/zij/het is....... gegaan beginnen-begonnen
Wij/we zijn.........gegaan blijven-gebleven
Jullie zijn...........gegaan worden-geworden
Zij/ze zijn ..........gegaan stoppen-gestopt
vallen-gevallen
fietsen ,vliegen ik heb 5 uur gefietst
ik ben naar de stad gefietst