Bij een proportioneel belastingstelsel betaal je meer belasting als je meer gaat verdienen.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Als iemand door een loonsverhoging behalve in de 1e ook nog in 2e schijf van de inkomensheffing valt, daalt het netto inkomen.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Toni heeft een belastbaar inkomen van € 200.000. Gemiddeld betaalt hij 46% inkomensheffing. Met een fors deel van zijn inkomen valt Toni in de belastingschijf van 49,5%. De belastingadviseur van Toni vindt nog enkele aftrekposten voor een bedrag van € 2.600.
Wat gebeurt er met de belastingafdracht van Toni?
A
die zal € 1.287 dalen
B
die zal € 1.196 dalen
C
die zal € 1.196 stijgen
D
die zal € 1.287 stijgen
Slide 8 - Quizvraag
Leerdoelen H4. Inkomensongelijkheid
Ik kan de eerste 5 begrippen op pagina 41 omschrijven (zie ook LWEO).
Ik kan gegevens over de inkomensverdeling bewerken en er een lorenzcurve mee tekenen.
Ik kan een lorenzcurve interpreteren.
Ik kan het schever en minder scheef worden van de inkomensverdeling beargumenteren aan de hand van lorenzcurven en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen.
Slide 9 - Tekstslide
Filmpje
De kloof tussen arm en rijk wordt groter in Nederland.
Kijkvragen:
wat is het probleem van de kloof tussen arm en rijk?
welke 2 kloven worden genoemd?
wat is de oplossing?
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Filmpje
De kloof tussen arm en rijk wordt groter in Nederland, kijkvragen:
1. wat is het probleem van de kloof tussen arm en rijk?
sociaal wantrouwen tussen arm en rijk
minder vertrouwen in politiek en democratie
2. welke 2 kloven worden genoemd?
inkomenskloof
vermogenskloof
3. wat zou de oplossing kunnen zijn?
inkomens armen omhoog
belastingen rijken omhoog
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Lorenzcurve
Groene lijn:
40% van personen verdient 40% van inkomen
80% van personen verdient 80% van inkomen
100% van personen verdient 100% van inkomen
kortom, iedereen verdient evenveel
Rode lijn:
40% armste personen verdient 10% van inkomen
80% armste personen verdient 50% van inkomen
90% armste personen verdient 70% van inkomen
kortom, niet iedereen verdient evenveel
Slide 14 - Tekstslide
Lorenzcurve
Cumulatieve percentages
Personen in % (horizontale as)
Inkomen in % (verticale as)
Groepsverdeling personen
Kwartielen: verdeling in 4 gelijke delen (25%-groepen van de populatie)
Kwintielen: verdeling in 5 gelijke delen (20%-groepen van de populatie)
Decielen: verdeling in 10 gelijke delen (10%-groepen van de populatie)
Percentielen: verdeling in 100 gelijke delen (1%-groepen van de populatie)
Slide 15 - Tekstslide
Oefening (lorenzcurve)
Neem figuur links over en teken de Lorenz-curve op basis van de tabel rechts.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Maakwerk deze week
wat: opdracht 4.1 t/m 4.6 in je schrift
hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
tijd: tot 5 minuten voor einde les
uitkomst: zo ver mogelijk
klaar: ga verder met opdracht 4.7 t/m 4.10 in je schrift
Slide 18 - Tekstslide
Week 40 (vanaf 30 september)
Hoofdstuk 4. Inkomensongelijkheid
actualiteit
herhaling vorige les (Lorenzcurve)
leerdoelen
filmpjes (2)
instructie (de Lorenzcurve)
maakwerk: opdracht 4.7 t/m 4.10
Slide 19 - Tekstslide
Herhaling vorige les (Lorenzcurve)
Hoeveel verdient de armste 80%?
50% van het inkomen
Hoeveel verdient de rijkste 10%?
30% van het inkomen
Slide 20 - Tekstslide
Oefening (Lorenzcurve)
Welke inkomensverdeling is gelijker?die van 1995 of die van 2002?
in 2002 verdient de armste 70% van de populatie 28% van het inkomen,
in 1995 verdient de armste 70% van de populatie 42% van het inkomen
dus gelijker in 1995
hoe dichter de Lorenz curve bij de diagonaal ligt, hoe gelijker de inkomensverdeling is
Slide 21 - Tekstslide
Leerdoelen H4. Inkomensongelijkheid
Ik kan de 12 begrippen op pagina 41 omschrijven (zie ook LWEO).
Ik kan gegevens over de inkomensverdeling bewerken en er een lorenzcurve mee tekenen.
Ik kan een lorenzcurve interpreteren.
Ik kan het schever en minder scheef worden van de inkomensverdeling beargumenteren aan de hand van lorenzcurven en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen.
Ik kan de effecten van maatregelen op de inkomensverdeling analyseren en uitleggen of deze een nivellerende, denivellerende of een neutrale werking hebben.
Ik kan uitleggen dat progressieve belastingen en sociale zekerheid inkomen herverdeelt en invloed heeft op de (secundaire) inkomensverdeling.
Ik kan met behulp van de lorenzcurve de verdeling van het primaire inkomen en het secundaire inkomen weergeven en dit zowel grafisch en rekenkundig onderbouwen.
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Inkomensverdeling volgens de Parade van Pen
Slide 24 - Tekstslide
Vermogensverdeling volgens de Parade van Pen
Slide 25 - Tekstslide
Herverdeling (nivelleren)
Primaire inkomen (loon, pacht, huur, rente en winst)
+ Sociale uitkeringen en toeslagen (huur, zorg en kinderopvang)
- Belastingen en sociale premies (progressief)
= Secondaire inkomen (netto besteedbaar inkomen)
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
Slide 30 - Tekstslide
62. De progressie in de inkomensheffing maakt de secundaire inkomensverdeling gelijker dan de primaire.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quizvraag
63. Twee beweringen over de Lorenzcurve. I. De inkomens worden van laag naar hoog gerangschikt. II. De hoogte van de inkomens kun je uit de Lorenzcurve aflezen. Welke bewering(en) is/zijn juist?
A
Beide zijn goed
B
I is goed en
II is fout
C
I is fout en
II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 32 - Quizvraag
65. Twee beweringen over de inkomensverdeling. I. Als van 10 personen met een verschillend inkomen iedereen een vast bedrag moet betalen is er sprake van denivellering. II. Als van 10 personen met een verschillend inkomen iedereen een even hoog % van het inkomen moet betalen is er sprake van nivellering. Welke bewering(en) is/zijn juist?
A
Beide zijn goed
B
I is goed en
II is fout
C
I is fout en
II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 33 - Quizvraag
68. Twee beweringen over de Lorenzcurve. I. De Lorenzcurve geeft een beeld van de rechtvaardigheid van de inkomensverdeling. II. Hoe gelijker de inkomensverdeling na belastingbetaling, hoe dichter bij de diagonaal. Welke bewering(en) is/zijn juist?
A
Beide zijn goed
B
I is goed en
II is fout
C
I is fout en
II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 34 - Quizvraag
70. Twee beweringen over inkomensverschillen. I. Door nivellering wordt het draagkrachtbeginsel toegepast. II. Door denivellering worden de inkomensverschillen groter.
Welke bewering(en) is/zijn juist?
A
Beide zijn goed
B
I is goed en
II is fout
C
I is fout en
II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 35 - Quizvraag
Maakwerk deze week
wat: opdracht 4.7 t/m 4.10 in je schrift
hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
tijd: tot 5 minuten voor einde les
uitkomst: zo ver mogelijk
klaar: ga verder met zelftest hoofdstuk 4 in je schrift
Slide 36 - Tekstslide
Hoe teken ik een Lorenzcurve
We gaan ervanuit dat een klas bestaat uit 20 leerlingen, die samen een inkomen hebben van €1.000.
1. Order de leerlingen (ll) van laag naar hoog inkomen!
2. Verdeel ze in kwintielen (5 groepen van 4 leerlingen = 20%
van 20, zie kolom 2).
3. Kijk voor elk van deze groep hoeveel procent hun inkomen
is van het totale inkomen (zie kolom 3).
- de eerste 20% (4 ll) verdient samen 3% (€ 30 van € 1000).
- de tweede 20% (4 ll) verdient samen 7% (€ 70 van € 1000)
- de derde 20% (4 ll) verdient samen 16% (€ 160 van € 1000)
- de vierde 20% (4 ll) verdient samen 24% (€ 240 van € 1000)
- de vijfde 20% (4l l) verdient samen 50% (€ 500 van € 1000)
4. Tel deze percentages bij elkaar op (cumulatief, zie kolom 4
en 5).
Slide 37 - Tekstslide
Hoe teken ik een Lorenzcurve
Het cumulatieve aantal leerlingen en het cumulatieve inkomen gebruik je om de Lorenzcurve te tekenen.
D: de armste 40% van de bevolking verdient 10% van het inkomen.
E: de armste 80% van de bevolking verdient 50% van het inkomen.
We kunnen ook zien dat de rijkste 20% de andere 50% van het inkomen verdient.
Slide 38 - Tekstslide
Hoe teken ik een Lorenzcurve
Degenen die het minst verdienen altijd als eerst!
dus in de eerste 20% zitten de leerlingen met het laagste inkomen
en in de laatste 20% zitten de leerlingen met het hoogste inkomen
1. Waarom begint de Lorenzcurve altijd in punt (0, 0)?
0% van de personen verdient 0% van het inkomen.
2. Waarom eindigt de Lorenzcurve altijd in punt (100, 100)?
100% van de personen verdient 100% van het inkomen.