Samengestelde zinnen vs. enkelvoudige zinnen Hoofdzinnen Bijzinnen
Voegwoorden
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
2HV
Samengestelde zinnen vs. enkelvoudige zinnen Hoofdzinnen Bijzinnen
Voegwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de pv in onderstaande zin? Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken.
Slide 2 - Open vraag
Wat is de pv in onderstaande zin? Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken, omdat ik mijn hond moest uitlaten.
Slide 3 - Open vraag
Wat is het verschil tussen onderstaande zinnen? - Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken? - Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken, omdat ik de hond moest uitlaten.
Slide 4 - Open vraag
Samengestelde zinnen.
Wat is het verschil tussen de twee zinnen?
- Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken?
- Ik heb mijn huiswerk niet kunnen maken, omdat ik de hond moest uitlaten.
Enkelvoudige zin: Er is maar één pv.
Samengestelde zin: Er zijn meer pv's.
Slide 5 - Tekstslide
Hoe kom je erachter waar de pv/pv's zit/zitten in een zin?
Slide 6 - Open vraag
Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?
Vorige zomer was het extreem warm in Nederland.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin
Slide 7 - Quizvraag
Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?
Toen iemand daar op televisie over klaagde, ontdekte een schilder een gat in de markt.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin
Slide 8 - Quizvraag
Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?
Hij dacht dat de coronacrisis sneller voorbij zou zijn.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin
Slide 9 - Quizvraag
Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?
Waarom zou je dat in vredesnaam willen wensen met Oud en Nieuw?
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin
Slide 10 - Quizvraag
https:
Slide 11 - Link
Hoofd- en bijzinnen
Samengestelde zinnen bestaan uit hoofdzinnen en/of bijzinnen.
Slide 12 - Tekstslide
Bij enkelvoudige zin:
1. Persoonsvorm (pv)
2. Werkwoordelijk gezegde (wg)
3. Zinsdeelstrepen
4. Onderwerp (o)
5. Lijdend voorwerp (lv)
6. Meewerkend voorwerp (mv)
7. Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Bij samengestelde zin:
1. Voegwoord benoemen (en, want, maar, dus, of = nevenschikkend)
2. pv en o zoeken in beide zinnen
3. Wat is de hoofdzin (hz) en wat is de bijzin (bz)?
Slide 13 - Tekstslide
Wat is het voegwoord in onderstaande zin? Henk wilde graag stoppen, omdat hij een blessure aan zijn knie had.
Slide 14 - Open vraag
Wat is het voegwoord in onderstaande zin? Omdat hij een blessure aan zijn knie had, wilde Henk graag stoppen.
Slide 15 - Open vraag
1. Voegwoord benoemen
Voegwoord = Het woord dat zinnen aan elkaar voegt. Staat vooraan of in het midden van de zin.
Aangezienwe wilden winnen, stelden we de sterkste spelers op. Hij is in gevaar, maar dat komt niet door mij.
Is onderstaande zin een nevenschikking, een onderschikking of een enkelvoudige zin?
Peter bakt een brood en Tjeerd helpt zijn vader.
A
nevenschikking
B
onderschikking
C
enkelvoudige zin
Slide 17 - Quizvraag
Is onderstaande zin een nevenschikking, een onderschikking of een enkelvoudige zin?
Doordat het de hele week heeft gesneeuwd, is hardlopen in het bos geen pretje.
A
nevenschikking
B
onderschikking
C
enkelvoudige zin
Slide 18 - Quizvraag
Is onderstaande zin een nevenschikking, een onderschikking of een enkelvoudige zin?
Vandaag gaat mijn zoontje niet naar school, want hij voelt zich niet goed.
A
nevenschikking
B
onderschikking
C
enkelvoudige zin
Slide 19 - Quizvraag
Is onderstaande zin een nevenschikking, een onderschikking of een enkelvoudige zin?
Hij blijft dat iedere keer zeggen.
A
nevenschikking
B
onderschikking
C
enkelvoudige zin
Slide 20 - Quizvraag
Is onderstaande zin een nevenschikking, een onderschikking of een enkelvoudige zin?
Ik zie dat je vanochtend geen tijd hebt gehad om je te scheren.
A
nevenschikking
B
onderschikking
C
enkelvoudige zin
Slide 21 - Quizvraag
2. pv en o zoeken in beide zinnen
Zet onderstaande samengestelde zinnen in je schrift.
Omcirkel het voegwoord
Onderstreep de persoonsvormen (pv)
Benoem de onderwerpen (o)
- Aangezien we wilden winnen, stelden we de sterkste spelers op. - Hij is in gevaar, maar dat komt niet door mij.
Slide 22 - Tekstslide
2. pv en o zoeken in beide zinnen
Aangezien wewilden winnen, steldenwe de sterkste spelers op. Hijis in gevaar, maar datkomt niet door mij.
Slide 23 - Tekstslide
3. Wat is de hoofdzin en wat is de bijzin?
niet niet
Aangezien wewilden winnen, steldenwe de sterkste spelers op. (BZ+HZ) niet niet
Hijis in gevaar, maar datkomt niet door mij. (HZ+HZ)
Strategie 1:
Probeer een woord tussen het ow en de pv te zetten.
Kan dat? Bijzin Kan dat niet? Hoofdzin
Slide 24 - Tekstslide
3. Wat is de hoofdzin en wat is de bijzin?
- Aangezien we wilden winnen, stelden we de sterkste spelers op.
- Stelden we de sterkste spelers op, aangezien we wilden winnen? (HZ+BZ) - Hij is in gevaar, maar dat komt niet door mij. - Vraagzin maken is moeilijk (HZ+HZ)
Strategie 2:
Maak een vraagzin. De hoofdzin komt vooraan te staan.
Slide 25 - Tekstslide
Stap 1: voegwoord benoemen Wat is het voegwoord in onderstaande zin?
Sinds we meer over privacy leren, begrijp ik zijn bedoeling beter.
Slide 26 - Open vraag
Stap 1: voegwoord benoemen Wat voor voegwoord is 'sinds'?
Sinds we meer over privacy leren, begrijp ik zijn bedoeling beter.
A
Nevenschikkend voegwoord
B
Onderschikkend voegwoord
Slide 27 - Quizvraag
'Sinds' is dus een onderschikkend voegwoord.
Waar bestaat onderstaande zin dus uit?
Sinds we meer over privacy leren, begrijp ik zijn bedoeling beter.
A
Uit twee hoofdzinnen
B
Uit een hoofdzin en een bijzin
Slide 28 - Quizvraag
Stap 2: pv en o zoeken in beide zinnen Noem de pv's en o's uit onderstaande zin.
Sinds we meer over privacy leren, begrijp ik zijn bedoeling beter.
Slide 29 - Open vraag
Stap 3: Wat is de hoofdzin en wat is de bijzin? Hoe zit onderstaande zin in elkaar?
Sinds we meer over privacy leren, begrijp ik zijn bedoeling beter.
A
HZ + BZ
B
BZ + HZ
Slide 30 - Quizvraag
Kenmerken hoofdzin:
o en pv staan naast elkaar.
pv staat in zinsdeel 1 of 2
Elke samengestelde zin heeft minimaal één hoofdzin.
Een samengestelde zin kan twee hoofdzinnen hebben.
Kenmerken bijzin:
o en pv staan niet naast elkaar / je kunt het woordje 'niet' ertussen zetten.
pv staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.
Niet elke samengestelde zin heeft een bijzin.
Kan vooraan of achteraan staan.
Slide 31 - Tekstslide
Kenmerken hoofdzin
Kenmerken bijzin
o en pv staan naast elkaar.
Kan vooraan of achteraan staan.
Niet elke samengestelde zin heeft er een van.
pv staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.
o en pv staan niet naast elkaar / je kunt het woordje 'niet' ertussen zetten.
Een samengestelde zin kan er twee van hebben.
Elke samengestelde zin heeft er minimaal één van.
pv staat in zinsdeel 1 of 2
Slide 32 - Sleepvraag
Hoofd- en bijzinnen
Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:
1. hoofdzin + hoofdzin
Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.
2. hoofdzin + bijzin
Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.
3. bijzin + hoofdzin
Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.
Slide 33 - Tekstslide
Hoe zit onderstaande zin in elkaar?
Als het 07.00 uur is, mag mijn kleine zusje uit bed komen.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
Slide 34 - Quizvraag
Dus wat is onderstaande zin?
Als het 07.00 uur is, mag mijn kleine zusje uit bed komen.
A
Een nevenschikking
B
Een onderschikking
Slide 35 - Quizvraag
Hoe zit onderstaande zin in elkaar?
Ik heb al mijn huiswerk gemaakt, hoewel ik gisteren niet zo lekker was.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
Slide 36 - Quizvraag
Dus wat is onderstaande zin?
Ik heb al mijn huiswerk gemaakt, hoewel ik gisteren niet zo lekker was.
A
een nevenschikking
B
een onderschikking
Slide 37 - Quizvraag
Hoe zit onderstaande zin in elkaar?
Nadat ik mijn huiswerk heb gedaan, voel ik me supertevreden.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
Slide 38 - Quizvraag
Dus wat is onderstaande zin?
Nadat ik mijn huiswerk heb gedaan, voel ik me supertevreden.
A
een nevenschikking
B
een onderschikking
Slide 39 - Quizvraag
Hoe zit onderstaande zin in elkaar?
We bezoeken mijn oma elke week en daarna eten we een taartje in een café.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
Slide 40 - Quizvraag
Dus wat is onderstaande zin?
We bezoeken mijn oma elke week en daarna eten we een taartje in een café.
A
een nevenschikking
B
een onderschikking
Slide 41 - Quizvraag
Hoe zit onderstaande zin in elkaar?
De coach haalde de sterspeler uit het veld, omdat hij egoïstisch speelde.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
Slide 42 - Quizvraag
Dus wat is onderstaande zin?
De coach haalde de sterspeler uit het veld, omdat hij egoïstisch speelde.
A
een nevenschikking
B
een onderschikking
Slide 43 - Quizvraag
Hoe zit onderstaande zin in elkaar?
Op zaterdag moet ik vroeg op, want dan moet ik voetballen.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
Slide 44 - Quizvraag
Dus wat is onderstaande zin?
Op zaterdag moet ik vroeg op, want dan moet ik voetballen.