Herhaling thema 1 taal TA5 groep 7

Herhaling thema 1 taal TA5 groep 7

Lange zinnen inkorten
Gebiedende wijs
Verwijswoorden
Apostrof
Vergelijkingen
Voorvoegsels ex-, ver-, ont-
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling thema 1 taal TA5 groep 7

Lange zinnen inkorten
Gebiedende wijs
Verwijswoorden
Apostrof
Vergelijkingen
Voorvoegsels ex-, ver-, ont-

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lange zinnen inkorten
Kort onderwerp + gezegde blijft staan. De rest mag weg.

Onze mooie bruine hond loopt in het park.


Onze hond loopt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebiedende wijs
Gebiedende wijs is een korte zin die zegt wat je moet doen (bevelzin).

Ik wil dat je mijn pen pakt.
=
Pak mijn pen!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden
Een korter woord voor een langer woord.

De juf vindt Engels lastig. De klas helpt haar.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Apostrof
Apostrof is een hoge komma (').
Rotterdam = R'dam
des avonds = 's avonds
2 lolly's
Selina's agenda
PSV'er

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijkingen
Je vergelijkt iets met iemand of iets.

Hij ging er als een haas vandoor. Hij ging er snel vandoor.
Dat is peper duur. Dat is heel duur.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorvoegsels
Dit zet je voor een woord, zodat het extra betekenis krijgt.

ex = vroeger. Ex-vriend = vroegere vriend.
ver = groter. De verbreedde weg = de grotere weg
ont = verwijderen. Ontpitten= pitjes verwijderen. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mijn lieve klasgenoten schrijven veel in hun schriften.
Wat is de ingekorte zin?
A
Schrijven veel in hun schriften.
B
Mijn klasgenoten schrijven.
C
Mijn lieve klasgenoten schrijven.
D
Mijn klasgenoten schrijven in hun schriften.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de ingekorte zin?
De lieve leerlingen uit groep 7 gaan morgen gymmen in de gymzaal.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij liepen met hun nieuwe hond naar school.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De juf koopt altijd heel veel chocolaatjes.
Wat is de ingekorte zin?
A
De juf koopt.
B
De juf koopt altijd.
C
De juf koopt altijd chocolaatjes.
D
De juf koopt altijd heel veel chocolaatjes.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tik op de zin in de gebiedende wijs.
A
Je moet energie besparen.
B
Kan je energie besparen?
C
Bespaar energie!

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de gebiedende wijs van de zin:
"Wil je je neus snuiten?"
A
Snuit neus!
B
Wil je snuiten?
C
Snuit je neus!
D
Ik wil dat je snuit.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de zin in de gebiedende wijs.
Kan je de bal vangen?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de gebiedende wijs?
Je mag hier staan.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Het boek is spannend. ................ is ook heel dik.
Welk verwijswoord kan je invullen?
A
hij
B
zij
C
wij
D
het

Slide 16 - Quizvraag

Antwoord D: het.
Mijn moeder is gek op koken. (……….. ) kan het erg goed.
(Vul het goede verwijswoord in.)

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Opa en oma zijn lief. ................ zijn al wat oud.
Welk verwijswoord kan je invullen?
A
hij
B
ze
C
wij
D
het

Slide 18 - Quizvraag

Antwoord B: ze.
Schrijf de volgende woorden goed met de apostrof
Meervoud van bikini

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de plaats Rotterdam verkort op met een apostrof

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het volgende met de apostrof:
Het is de tas van Anna.
Het is.....................tas.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort er bij de vergelijking?
Dat is ............... zoet.
A
peper
B
sneeuw
C
suiker
D
hond

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort er bij de vergelijking?
Hij ging er als een .............. vandoor.
A
goudvis
B
haas
C
haai
D
konijn

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort er bij de vergelijking?
Dat is ............. duur.
A
suiker
B
peper
C
regen
D
kaneel

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik wil de pitjes verwijderen.
Ik wil het ........... pitten.
A
ex
B
ver
C
ont

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij is mijn vroegere collega.
Zij is mijn .......... collega
A
ex
B
ver
C
ont

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle bomen worden weggehaald.
Het wordt ........... botst.
A
ex
B
ver
C
ont

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De weg wordt groter gemaakt.
Het wordt ............. breed.
A
ex
B
ver
C
ont

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies