Ik kan in een gesprek een vraag stellen als ik iets niet begrijp.
Ik kan de vormen van het werkwoord 'haben' gebruiken in een zin.
Ik kan andere mensen vragen hoe het met ze gaat en reageren op berichten.
Slide 3 - Tekstslide
Wiederholung Redemittel
Wat: Oefen Stempelaufgabe A of B
Hoe: Spreken
Wie: Met je schoudermaatje
Tijd: 5 minuten
Hulp: Buch 1, aantekeningen schrift, gemaakt huiswerk
Waarom: Gesprek voeren in de klas
timer
5:00
Slide 4 - Tekstslide
Werkwoord 'haben' (S. 50)
Slide 5 - Tekstslide
Üben
Ich __________ zwei Brüder.
Sie _________ eine Schwester.
Wann ________ du Geburtstag?
Er __________ vier Geschwister.
Marko ___________ einen Hund.
Lina und Lena ___________ ein Pferd.
Slide 6 - Tekstslide
Selbständige Arbeit
Wat: Schritt 6 (vanaf blz. 50), Aufgabe 2, 8
Hoe: Antwoorden opschrijven in boek of schrift
Wie: Alleen
Tijd: eerste 10 minuten in stilte, daarna fluisterend overleg
Hulp: Buch 1, schrift, ELO, schoudermaatje, docent
Klaar? Controleer je antwoorden bij de docent. Daarna ga je aan de slag met Aufgabe 1, 3, 5
timer
10:00
Slide 7 - Tekstslide
Check Aufgabe 2
Slide 8 - Tekstslide
Check Aufgabe 7
Slide 9 - Tekstslide
Redemittel Aufgabe 3 (S. 50)
Slide 10 - Tekstslide
Hausaufgaben
Machen / maken:
Schritt 6, Aufgabe 1, 3, 5, 6, 8, Stempeln bitte! gesprek A (vanaf blz. 49). Schrijf bij de opdracht Stempeln bitte! de zinnen in het Duits in je schrift.