Kapitel 2 - Lektion 1

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Neues Kapitel: Kapitel 2 Köln 
Alle teksten staan in het teken van deze stad. 
Je leert dus in dit hoofdstuk ook meer over Duitsland en de steden die rondom Köln liggen. 

Slide 2 - Tekstslide

Planung:
Ziele dieser Woche
Grammatik A , B und C 
Stil arbeiten 
Ziele wiederholen und Feedback geben

Slide 3 - Tekstslide

Ziele: 
luisteren  Ik kan het onderwerp van korte kijkfragmenten bepalen  
lezen
Ik kan informatie over personen en plaatsen begrijpen 
grammatica
Ik kan regels van zwakke werkwoorden met een stam die eindigt op een -d of -t toepassen 
Grammatik A, Seite 58
Ik kan het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden toepassen
Grammatik B, Seite 58
Ik kan de hoofdtelwoorden tot 1000 opschrijven
Grammatik C, Seite 60

Slide 4 - Tekstslide

Regel: feesttenten 

Slide 5 - Tekstslide

Als de stam van een werkwoord eindigt op een sisklank (dus een s, ss, ß, x, z) vervalt de -s van de uitgang -st bij du.
ich                    reis  e
du                     reis  t
er/sie/es/man reis  t
wir                    reis  en
ihr                     reis  t
sie/Sie              reis  en

Slide 6 - Tekstslide

Als de stam van een werkwoord eindigt op een -d of -t wordt er bij du, er/sie/es en ihr een extra e toegevoegd. 
ich                    arbeit  e
du                     arbeit  est
er/sie/es/man arbeit  et
wir                    arbeit  en
ihr                     arbeit  et
sie/Sie              arbeit  en

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Leg in één zin uit wat de regel is.

Slide 10 - Open vraag

reden; du
A
redst
B
reddst
C
redest
D
reden

Slide 11 - Quizvraag

ihr (antworten)
A
antwortet
B
antworten
C
antworte
D
antwortest

Slide 12 - Quizvraag

Grammatik B: 
Het voltooid deelwoord
Das Partizip Perfekt 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Partizip Perfekt
Das Perfekt (voltooide tijd) verwendest du um etwas zu beschreiben, dass schon passiert ist. Dazu brauchst du das Partizip Perfekt (voltooid deelwoord) und ein Hilfsverb (hulpwerkwoord):

Ich mache Hausaufgaben --> Ich habe Hausaufgaben gemacht

Slide 15 - Tekstslide

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Duits?

Slide 16 - Open vraag

Partizip Perfekt
Das Partizip Perfekt machst du also mit ge- + Verbstamm + t
machen --> gemacht

Endet der Verbstamm auf -t oder -d, dann machst du das Partizip Perfekt mit ge- + Verbstamm + et
arbeiten --> gearbeitet

Slide 17 - Tekstslide

Partizip Perfekt
Bei Verben mit Endung -ieren machst du das Partizip Perfekt mit nur Verbstamm + t
fotografieren --> fotografiert

Für starke/unregelmäßigen Verben musst du das Partizip Perfekt auswendig lernen, es ist immer anders!
haben --> gehabt         sein --> gewesen

Slide 18 - Tekstslide


Das Partizip Perfekt von kaufen ist:
A
gekauft
B
kauft
C
kaufet
D
gekaufen

Slide 19 - Quizvraag


Das Partizip Perfekt von studieren ist:
A
gestudiert
B
studiert
C
gestudieret
D
studieret

Slide 20 - Quizvraag


Das Partizip Perfekt von wohnen ist:
A
gewohnet
B
wohnt
C
wohnen
D
gewohnt

Slide 21 - Quizvraag


Das Partizip Perfekt von machen ist:
A
machen
B
gemacht
C
machet
D
gemachen

Slide 22 - Quizvraag

Grammatik C
Die Zahlen bis 1000 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Zahlen: net als Nederlands
20= zwanzig                                                 90= neunzig
30= dreiβig                                                    100 = hundert
40= vierzig                                                     1000= tausend
50= fünfzig                                                     en = und
60= sechzig
70= siebzig
80= achtzig

Slide 25 - Tekstslide

Schreibe die Zahlen auf!
12
101
233
546
786
983
1000

Slide 26 - Tekstslide

Schreibe die Zahlen auf!
12 = zwölf
101= hunderteins
233= zweihundertdreiunddreiβig
546= fünfhundertsechsundvierzig
786= siebenhundertsechsundachtzig
983=neunhundertdreiundachtzig
1000= tausend

Slide 27 - Tekstslide

Welke drie grammatica onderdelen heb je nu gehad?

Slide 28 - Open vraag

Wil je een tip en een top noemen van deze les ? Kan er iets beter ? En wat gaat er al goed?

Slide 29 - Woordweb