Kapitel 1 herhaling
Vertaal: die Leute
A
de mensen
B
vandaag
C
de meute
1 / 20
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Vertaal: die Leute
A
de mensen
B
vandaag
C
de meute
Slide 1 - Quizvraag
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Vertaal het volgende woord naar het Duits: heten
Slide 4 - Open vraag
Vertaal het volgende woord naar het Nederlands: heute
Slide 5 - Open vraag
Vertaal het woord naar het Duits: oud
Slide 6 - Open vraag
Vertaal: hoe heet je?
Slide 7 - Open vraag
Geef antwoord op de vraag in het Duits: hoe oud ben je?
Slide 8 - Open vraag
Präsens - sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein
Slide 9 - Sleepvraag
Ich komme aus Frankreich.
Ich spiele gerne Fußball.
Ich heiße Angela.
Ich lebe in Berlin.
Wie heißt du?
Woher kommst du?
Wo lebst du?
Was ist dein Hobby?
Slide 10 - Sleepvraag
Was sind deine Hobbys?
Woher kommst du?
Hast du Geschwister?
Wie heißt du?
Was ist deine Adresse?
Wer bist du?
Hoe heet je?
Waar kom je vandaan?
Wat is je adres?
Heb je broers/zussen?
Wat zijn je hobby's?
Wie ben je?
Slide 11 - Sleepvraag
Vertaal: der Monat
A
de week
B
de maandag
C
de maand
D
de maan
Slide 12 - Quizvraag
Vertaal: Oostenrijk
A
Östereich
B
Osterreich
C
Ostereich
D
Österreich
Slide 13 - Quizvraag
Vertaal: waarvandaan
A
woher
B
wo
C
wann
D
wer
Slide 14 - Quizvraag
Vertaal: Zwitserland
A
Swiss
B
die Schweiz
C
Schwitzerland
D
die Schwiss
Slide 15 - Quizvraag
Vertaal: twaalf
A
zwolf
B
zwaalf
C
zwölf
Slide 16 - Quizvraag
Vertaal: negen
A
nein
B
nine
C
neen
D
neun
Slide 17 - Quizvraag
FRAGEWÖRTER
wie
was
wer
woher
warum
wo
wohin
welche
wie
hoe
waar
wat
waarheen
welke
waarom
waar vandaan
Slide 18 - Sleepvraag
Morgen toets!
Ben je goed voorbereid op deze toets?
Ben je goed voorbereid op deze toets?
😒🙁😐🙂😃
Slide 19 - Poll
Heb je nog vragen over de leerstof? Noteer hier je vraag!
