Wanneer gebruik je welke vorm?
Als het woord dat je moet invullen voor een zelfstandig naamwoord staat, dan vul je het bijvoeglijk naamwoord in. Dat eindigt niet op een -ly. Je kunt antwoord geven op de vraag: Wat voor soort dier, mens, gebouw, activiteit?
Voorbeeldje:
zelfst. naamw. (het dier)
1. The _________ animal couldn't reach the tree top in time. (slow/slowly)
2. The slow animal couldn't reach the tree top in time.
(wat voor soort dier? => een langzaam dier)