Herhaling H3 'Lezen'

Wat gaan we vandaag doen?

- Herhalen begrippen 'leesvaardigheid' en theorie H3 - van 'Lezen' 
- Bespreken huiswerk:
opdracht 1  - blz. 72 - 73
opdracht 4 - blz. 75 - 77
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?

- Herhalen begrippen 'leesvaardigheid' en theorie H3 - van 'Lezen' 
- Bespreken huiswerk:
opdracht 1  - blz. 72 - 73
opdracht 4 - blz. 75 - 77

Slide 1 - Tekstslide

Ken je onderstaande termen nog?
  1. Wat is het onderwerp van een tekst en waar vind ik die?
  2. Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
  3. Elke schrijver heeft een doel met zijn tekst. Welke vier tekstdoelen ken je nog?
  4. Wat is een kernzin en waar vind je die in een alinea?

Slide 2 - Tekstslide

Het onderwerp van een tekst...

Wat is het onderwerp van een tekst en waar vind ik die?

Slide 3 - Tekstslide

Het onderwerp van een tekst...
Dat waar de tekst over gaat, noem je het onderwerp.
Je kunt met één of een paar woorden zeggen wat het onderwerp is. Door oriënterend* te lezen vind je gemakkelijk het onderwerp.

  • *kijk naar de titel
  • de illustraties
  • tussenkopjes
  • anders gedrukte woorden
  • lees de eerste alinea, soms is die vetgedrukt

Slide 4 - Tekstslide

De hoofdgedachte...

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 5 - Tekstslide

De hoofdgedachte is...
De hoofdgedachte is één volledige zin, die het belangrijkste samenvat wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd. Anders gezegd: wat wil de schrijver over het onderwerp zeggen

Je vindt de hoofdgedachte door precies* te lezen.

* de hele tekst van a tot z lezen.

Slide 6 - Tekstslide

Het doel van een tekst...

Elke schrijver heeft een doel met zijn tekst. Welke vier tekstdoelen ken je nog?

Slide 7 - Tekstslide

Het doel van een tekst

Slide 8 - Tekstslide

Kernzin in een alinea

Wat is een kernzin en waar vind je die in een alinea? En wat staat er vaak in de kernzin?

Slide 9 - Tekstslide

Kernzin in een alinea
De eerste of tweede zin en/of de laatste zin van de alinea is de kernzin.

Een hoofdzaak, de belangrijkste informatie in een tekst, staat vaak in een kernzin.

Slide 10 - Tekstslide

Welke tekstverbanden weet je nog?

Slide 11 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Bespreken van het huiswerk - opdracht 1, blz. 72, 73
1. Uitkomsten Nibud Scholierenonderzoek 2016 / scholieren en geld
2. eigen antwoord
3. in alinea 6 en 7
4. alinea 2: minder dan 
alinea 3: In vergelijking met 
alinea 4: hoger ten opzichte van – minder … dan – is het populairst 
5. zo – maar – ook 
6. zo: toelichtend verband – maar: tegenstellend verband – ook: opsommend verband

Slide 14 - Tekstslide

vervolg opdracht 1, blz. 72, 73
7. middel: hulp krijgen – doel: online bankieren
8. Het duidt op een opsomming: er worden twee situaties opgesomd waarin scholieren geen hulp van hun ouders krijgen bij internet bankieren. 
9. meisjes
10. kleding en schoenen – sieraden en accessoires – uitgaan, café, disco, bioscoop – snoep, eten en drinken – schoolspullen en boeken


Slide 15 - Tekstslide

Bespreken van het huiswerk - opdracht 4, blz. 75 - 77
1. reclame maken via vlogs
2. eigen antwoord 
3. alinea 1 t/m 3 – toelichting: In deze alinea’s wordt duidelijk gemaakt waar de tekst over gaat. 
4. D een voorbeeld
5. Waarom maken YouTubers sluikreclame? – alinea 4
Waarom werkt het? – alinea 5 t/m 7 (alinea 6 wat minder)
En wat wil het Commissariaat ertegen doen? – alinea 8 en 9

Slide 16 - Tekstslide

vervolg opdracht 4, blz. 75 - 77
6 a. kuur (al. 1): behandeling; therapie
b. slogan (al. 2: slagzin; leus; kreet
c. loven (al. 3): prijzen; positieve dingen over iets zeggen
d. sluikreclame (al. 3): niet toegestane, stiekeme reclame
e. premières (al. 4): eerste opvoeringen van een toneelstuk, film of opera
f. aannemen (al. 5): als juist aanvaarden; geloven
g. spontaniteit (al. 7): onvoorbereide actie of uitspraak
h. richtlijnen (al. 8): regels
i. rendabel (kader): winst opleverend
j. merchandise (kader): producten die afgeleid zijn van of samenhangen met een populair product of populaire persoon


Slide 17 - Tekstslide

vervolg opdracht 4, blz. 75 - 77
7. Met ‘aanpakken’ wordt bedoeld: verbieden of boetes geven. 
8. middel = reclame maken; doel = van hun video’s kunnen leven.
9. Als een kijker niet weet dat iets reclame is (zich er niet van bewust is), wordt hij er makkelijker door beïnvloed. 
10. YouTubers en traditionele media
11. net als
12. middel = nieuwe richtlijnen; doel = YouTubers (kunnen) beboeten 
13. nee – toelichting of vooruitblik: In deze alinea wordt juist iets nieuws aan de orde gesteld (een soort Kijkwijzer). 

Slide 18 - Tekstslide