6.3 Soorten in hun omgeving

6.3
Soorten in hun omgeving 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

6.3
Soorten in hun omgeving 

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling 6.2
Bepalen van populatiegrootte doormiddel van
 vangen - merken - terugvangen

Slide 2 - Tekstslide

De Amsterdamse Blauwe Zanger

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 6.3 
6. Je kunt biotische en abiotische factoren herkennen die van invloed zijn op de habitat van een soort
7. Je kunt een tolerantiecuve interpreteren
8. Je kunt het belang van niches voor het samenleven van verschillende soorten beschrijven
9. Je kunt beschrijven hoe adaptaties van een soort ontstaan

Slide 4 - Tekstslide

Factoren die de populatie grootte beïnvloeden kun je verdelen in twee groepen:
Abiotische factoren
zijn facoren uit de levensloze natuurlijke omgeving.

Temp, licht, O2, neerslag, wind, mineralen

Biotische factoren
zijn factoren veroorzaakt door de levende natuurlijke omgeving.

Voedsel, concurrentie, vijanden, bomen voor nesten.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Het goede antwoord is C
op andere plaatsen hun voedsel zoeken - voedsel is biotisch
daling van de temperatuur - temperatuur is abiotisch

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide


Op de X-as van deze grafiek wordt de vochtigheid van de grond weergeven. Op de Y-as zie je de overlevingskansen van  de verschillende plantensoorten a, b, c en d
Welke van de uitspraken is niet waar.
A
Binnen de tolerantie grenzen van c komen soort d en b ook voor.
B
Soort b heeft een grotere tolerantiegrens en is daarom beter bestand tegen schommelingen
C
Soort a en c komen niet naast elkaar voor in een gebied.
D
Bij de optimum waarde van a kunnen soorten b, c en d niet overleven.

Slide 9 - Quizvraag

De habitat is de levensomgeving van plant /schimmel /dier/bacterie. De plaats waar het leven van een soort zich voor het grootste gedeelte afspeelt. Bij planten wordt ook de term standplaats gebruikt ipv habitat.

Let op, met plaats bedoelen we niet de exacte lokatie (in Ede tegenover de kerk), maar de plek in een ecosysteem waar je een organisme normaal gesproken kunt vinden.

Slide 10 - Tekstslide

Soorten leven samen in een bepaald ecosysteem.  Soorten kunnen (gedeeltelijk) dezelfde habitat hebben. Dit kan omdat ze een verschillende rol of functie hebben
De rol of functie noem je de niche van een soort.


Als we spreken over de niche van een soort dan hebben we het over de interactie van de soort met het ecosysteem. Bijvoorbeeld, de rol van een boomsoort is het geven beschutting, nestgelegenheid, schaduw en voedselbron zijn.
Heel simpel gezegd is habitat het adres en niche het beroep.

Slide 11 - Tekstslide

Door verschillen in niche kunnen verschillende soorten samenleven in dezelfde habitat.

Slide 12 - Tekstslide

De niche van een soort hangt af van zijn habitat
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Twee soorten met een overlap in habitat en niche zijn concurrenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag