3.2 Genen


3.2 Genen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les


3.2 Genen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

wat weet jij nog van de vorige les?

Slide 3 - Tekstslide

het doel!
3.2.1 Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediaire fenotype betekenen. 

Slide 4 - Tekstslide

 
elke erfelijke eigenschap heb je twee keer: een onderdeel van je vader en een onderdeel van je moeder.

deze onderdelen heten allelen

Slide 5 - Tekstslide

Stijl of krullen?
De genen zijn gelijk

Gen van je vader = steil
Gen van je moeder = steil

> Homozygoot  voor deze eigenschap

> Homo = gelijk

Slide 6 - Tekstslide

Stijl of krullen?

De genen zijn ongelijk


Gen van vader = steil haar

Gen van moeder = krullend


> Heterozygoot voor deze eigenschap


> Hetero = verschillend

Slide 7 - Tekstslide

Homozygoot --> eigenschap is gelijk  (AA, aa)
Heterozygoot --> eigenschap is verschillend (Aa)


Slide 8 - Tekstslide

Stijl of krullen?

Blijkbaar is het gen van krullend haar sterker..


Gen voor krullen = dominant (sterker/ wint)

Gen voor steil = recessief (zwakker/ verliest)

Slide 9 - Tekstslide

Stijl of krullen?
Deze persoon is heterozygoot voor haarvorm

Het gen van krullend haar is dominant


Slide 10 - Tekstslide

Stijl of krullen?
Deze persoon heeft twee gelijke genen (homozygoot). Deze genen zijn recessief.

Deze persoon is homozygoot recessief

Slide 11 - Tekstslide

Stijl of krullen?
Deze persoon heeft twee gelijke genen (homozygoot). De genen zijn dominant.

Deze persoon is homozygoot dominant.  

Slide 12 - Tekstslide

 letters

Homozygoot krul = AA

Homozygoot steil = aa

Heterozygoot = Aa


Gebruik duidelijke letters Aa, Bb, Dd, Ff, Ee, Qq, Gg 

(dus geen Cc)


Slide 13 - Tekstslide

een boeket met
timer
0:30
een boeket met 

 rode bloemen
 witte bloemen

Slide 14 - Tekstslide

Er is nog een andere mogelijkheid...

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Intermediair fenotype

beide genen zijn even sterk


Rood leeuwenbekje = ArAr

Wit leeuwenbekje = AwAw

Roze leeuwenbekje = ArAw

Slide 18 - Tekstslide

Kijken of je het snapt...

Slide 19 - Tekstslide

Wat is homozygoot recessief?
A
Aa
B
aa
C
AA
D
Aa

Slide 20 - Quizvraag

Welk allel is recessief?
A
Allel voor steil haar
B
Allel voor krullend haar

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het symbool voor intermediair?
A
ArAr
B
ARAR
C
AraR
D
ARar

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het intermediaire fenotype?
A
KwKw
B
KrKr
C
KwKr
D
Roze

Slide 23 - Quizvraag

Wat is intermediair
A
Beide genen zijn even sterk
B
Het fenotype is mengelmoes van ouders
C
De heterozygote variant geeft afwijkend kleur
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 24 - Quizvraag

Heterozygoot
A
AA
B
aa
C
Aa

Slide 25 - Quizvraag

Wat is Heterozygoot?
A
Twee verschillende allelen voor het zelfde eigenschap.
B
Twee verschillende allelen voor verschillende eigenschappen.
C
Twee dezelfde Allelen voor verschillende eigenschappen.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is homozygoot dominant?
A
Aa
B
aa
C
AA
D
Aa

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een dominant gen?
A
een gen dat niet tot uiting komt
B
een gen dat veranderd is
C
een gen dat wel tot uiting komt
D
een gen die niks doet

Slide 28 - Quizvraag

timer
1:00
een boeket met

2 rode bloemen
2 witte bloemen
1 roze bloemen
1 blauwe bloem
1 gele bloem en 
1 groene bloem

Slide 29 - Tekstslide


- maak opdracht 1-6 van b 3.2 (geen 3)
- dit doe je zelfstandig je mag fluisteren
- na 10 minuten mag je je vinger opsteken

- je hebt 30 minuten de tijd
- naderhand bespreken we vragen 1,2 en 4


wat?
hoe?
hulp?

tijd?
uitkomst?




Slide 30 - Tekstslide

huiswerk
1-6 b3.2
huiswerk:


1-6 b 3.2

Slide 31 - Tekstslide