In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Economie
Onderwerpen: herhaling H6
Klas: 3 vmbo-GT
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik kan benoemen wat bedrijven nodig hebben om te produceren
Ik kan uitleggen hoe een bedrijf waarde toevoegt aan een product
Ik kan uitleggen van wie de vraag en het aanbod komt bij producten
Slide 2 - Tekstslide
Programma
Herhaling 6.1 en 6.2
Zelfstandig werken
Afsluiting
Volgende week vrijdag proefwerk H6.
Slide 3 - Tekstslide
Vergoeding voor de productiefactoren
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
huur, rente
loon
pacht
winst
Slide 4 - Tekstslide
Noem drie productiefactoren die je op de afbeelding ziet en geef bij elk een voorbeeld.
Slide 5 - Open vraag
Productie die vooral door menselijke arbeid tot stand komt.
Arbeidsintensief:
bedrijven met hoge arbeidskosten, omdat de productie daar vooral tot stand komt door menselijke arbeid (vaak dienstverlenende bedrijven).
Arbeidsintensief of kapitaalintensief?
Productie waarbij naar verhouding veel kapitaalgoederen nodig zijn.
Kapitaalintensief:
bedrijven die in verhouding veel gebruik maken van kapitaalgoederen. Zij hebben ook hoge afschrijvingskosten.
Slide 6 - Tekstslide
Wat is arbeidsintensieve productie?
Slide 7 - Open vraag
Bedrijfskolom
Iedere stap in de bedrijfskolom zorgt er voor dat er een waarde wordt toegevoegd. De toegevoegde waarde.
Van oerproducent naar consument
Slide 8 - Tekstslide
Concrete markt (je kunt er naar toe)
Abstracte markt (het geheel van vraag en aanbod)
Slide 9 - Tekstslide
Abstracte markt of concrete markt
Abstracte markt = Het geheel van vraag naar en aanbod van een product.
Concrete markt = Een plaats waar op afgesproken tijden goederen worden verhandeld.
Slide 10 - Tekstslide
De huizenmarkt is
A
een abstracte markt
B
een concrete markt
Slide 11 - Quizvraag
Een supermarkt is
A
een abstracte markt
B
een concrete markt
Slide 12 - Quizvraag
Vraag
Vraag = de hoeveelheid die consumenten van een bepaald product willen kopen
Vraag wordt beïnvloed door: Smaak, inkomen van de consument, etc.)
Slide 13 - Tekstslide
Vraag in de grafiek
Belangrijk voor de vraag is de prijs:
Hoge prijs --> Weinig vraag
Lage prijs --> Veel vraag
Slide 14 - Tekstslide
Aanbod
AANBOD: De hoeveelheid die een producent van een product wil verkopen.
Belangrijk voor de grootte van het aanbod: prijs van het product, kennis, ervaring, gereedschap, aantal werknemers in het bedrijf.
Slide 15 - Tekstslide
Aanbod in de grafiek
Belangrijk voor het aanbod is de prijs:
Hoge prijs --> Veel aanbod
Lage prijs --> Weinig aanbod
Slide 16 - Tekstslide
Vraag groter dan aanbod
Vraag en aanbod zijn niet altijd hetzelfde
Als de vraag op een dag groter is dan het aanbod,
dan gaat de prijs omhoog,
aanbieders verkopen hun producten dan toch wel.
Slide 17 - Tekstslide
Aanbod groter dan vraag
Aanbod kan ook groter zijn dan de vraag.
Dan krijgen verkopers niet alle producten verkocht.
Wat zullen verkopers dan met de prijs doen?
Slide 18 - Tekstslide
Vraag en aanbod bij elkaar
Alle vraag en aanbod bij elkaar noemen we de markt.
bv: alle vraag en aanbod van bloemen bij elkaar noemen we de markt voor bloemen.
Slide 19 - Tekstslide
Vraag en aanbod aan elkaar gelijk?
- Wat is de evenwichtsprijs
- Wat is de evenwichtshoeveelheid?
Slide 20 - Tekstslide
Vraag en aanbod aan elkaar gelijk?
- Wat is de evenwichtsprijs
€ 6,-
- Wat is de evenwichtshoeveelheid?
Slide 21 - Tekstslide
Vraag en aanbod aan elkaar gelijk?
- Wat is de evenwichtsprijs
€ 6,-
- Wat is de evenwichtshoeveelheid?
= 800
Slide 22 - Tekstslide
Wat gebeurt er met de prijs als de vraag toeneemt en het aanbod gelijk blijft?
A
de prijs blijft gelijk
B
de prijs daalt
C
de prijs stijgt
Slide 23 - Quizvraag
De prijs van benzine bij een tankstation aan de autosnelweg ligt vaak hoger dan bij benzinestations in steden en dorpen. Geef hiervoor een mogelijke verklaring.
Slide 24 - Open vraag
Zelfstandig werken
Maak de oefenopgaven
Blz. 180 en 181
Klaar? Werk verder aan de
oefenopgaven of maak de
examentraining.
timer
20:00
Slide 25 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik kan benoemen wat bedrijven nodig hebben om te produceren
Ik kan uitleggen hoe een bedrijf waarde toevoegt aan een product
Ik kan uitleggen van wie de vraag en het aanbod komt bij producten