Meervoudsvorming, samenstellingen en verkleinwoorden

Meervouden, samenstellingen en verkleinwoorden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Meervouden, samenstellingen en verkleinwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Meervoudsvormen
Lelie's of lelies?
Bureau's of bureaus?
Injectie's of injecties?
Dominee's of dominees?
Bacteriën of bacterieën? 





Slide 2 - Tekstslide

Meervoudsvormen
Schrijf de -s aan een woord vast als de uitspraak correct blijft 
lelies, bureaus, injecties, dominees, logés

Schrijf 's als er uitspraakproblemen ontstaan
piano's, paraplu's, lama's, jury's 
Let op: etuis, milieus, diskjockeys, cowboys, essays 

Slide 3 - Tekstslide

Als een woord eindigt op een onbeklemtoonde -es, -et, -ik, -it verdubbelt de laatste medeklinker niet 

kievit- kieviten 
lomperik- lomperiken
dreumes-dreumesen
wammes- wammesen 

Slide 4 - Tekstslide

Bij woorden die eindigen op -ie, krijg je soms een s, maar in andere gevallen een -n 

Let op de klemtoon:
klemtoon op ie = meervoud met ën industrie--> industrieën
klemtoon niet op ie= meervoud met n porie--> poriën 

Slide 5 - Tekstslide

Samenstellingen

- Tussen-n
- Tussen-s


Tip: kijk in KERN op p. 98-99 voor alle varianten en de bijbehorende regels!

Slide 6 - Tekstslide

Tussen-n
Is het eerste deel van het woord:
- een zelfstandig naamwoord?
- en heeft het alleen een meervoud op -en?


Pannekoek of pannenkoek?
Huizenjacht of huizejacht?

Slide 7 - Tekstslide

Tussen-n
Is het eerste deel van het woord geen zn?

Dan schrijf je geen tussen-n: hogeschool, blindedarm


Heeft het woord geen meervoud?
Dan schrijf je geen tussen-n: rijstepap, tarwebrood

Slide 8 - Tekstslide

Tussen-n: uitzonderingen
Het eerste deel verwijst naar een soort/zaak die enig in zijn soort is: Koninginnedag, zonneschijn.


Het eerste deel versterkt in betekenis het tweede deel én het hele woord is een bn: stekeblind, beresterk.

Een van beide delen is niet meer herkenbaar in de oorspronkelijke betekenis: klerelijer, bolleboos.

Slide 9 - Tekstslide

Tussen-s
Hoor je een tussen-s? Dan schrijf je hem!


Twijfel? Verander het tweede deel!
Stationschef - stationshal

Slide 10 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Zet -je, -kje, -pje, -etje achter het woord 
koninkje, wormpje, bloemetje

Bij woorden die op een klinker eindigen, is er meestal klinkerverdubbeling
lama-lamaatje;   café- cafeetje;  jojo- jojootje
Let op: kiwi-kiwietje;      buggy-buggy'tje 

Slide 11 - Tekstslide

Dommerik (meervoud)
A
Domeriken
B
Dommeriken
C
Dommerikken
D
Domerikken

Slide 12 - Quizvraag

Tussenletter -s?
elektriciteit...centrale

Slide 13 - Tekstslide

Tussenletter -s?
najaar...storm

Slide 14 - Tekstslide

Café(verkleinwoord)
A
Cafétje
B
Cafeetje
C
Caféetje
D
Café'tje

Slide 15 - Quizvraag

Eeuw + oud

Slide 16 - Tekstslide

Rijst (meervoud)
A
Rijstes
B
Rijsten
C
Rees
D
Geen meervoud, vriend

Slide 17 - Quizvraag

Zon + steek

Slide 18 - Tekstslide

Allergie (meervoud)
A
Allergiën
B
Allergieën
C
Allergies
D
Allergisch

Slide 19 - Quizvraag

Hagel + steen

Slide 20 - Tekstslide

Dictee (meervoud)
A
Dictees
B
Dictés
C
Dicteën
D
Dicteeën

Slide 21 - Quizvraag

Astma + aanval

Slide 22 - Tekstslide

A4 (verkleinwoord)
A
A4-tje
B
A4tje
C
A4'tje
D
Aviertje

Slide 23 - Quizvraag

Auto + ongeluk

Slide 24 - Tekstslide

Machine (verkleinwoord)
A
Machinetje
B
Machienetje
C
Machine'tje
D
Machientje

Slide 25 - Quizvraag