voorzetselvoorwerp

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Het voorzetselvoorwerp en lijdend voorwerp lijken erg op elkaar. Bij beide zinsdelen wordt iets gedaan met het zinsdeel.
Grote verschil is dat voorzetselvoorwerp ALTIJD begint met een voorzetsel en het lijdend voorwerp NOOIT

Slide 2 - Tekstslide

Het voorzetsel in het voorzetselvoorwerp is een vast voorzetsel.
Het voorzetsel en werkwoord vormen een geheel. Je kan het voorzetsel niet veranderen zonder de betekenis te veranderen.
Ik ben trots op mijn zus.
Sam luistert naar verschillende soorten muziek.
De leerlingen wachten op de trein.

Slide 3 - Tekstslide

Het voorzetsel is vaak figuurlijk gebruikt.
Ik wacht op de trein.
Je wacht niet letterlijk op de trein.

Ik ben trots op je goede cijfer.
Je kan niet letterlijk op trots staan of zitten of iets dergelijks.


Slide 4 - Tekstslide

samengevat
  • Een voorzetselvoorwerp is een zinsdeel dat begint met een voorzetsel
  • Dat voorzetsel hoort vast bij het zelfstandig werkwoord in de zin.
  • Het voorzetsel is vaak figuurlijk gebruikt. 

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht 1, 2 & 3, blz. 29.

Je werkt zelfstandig,
in stilte.

Vragen? Lees de theorie.

Klaar = nakijken huiswerk (Showbie)



timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Wij voetbalden vroeger altijd (op straat).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Quizvraag

Hij hangt erg (aan zijn moeder).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quizvraag

Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Wij vertrouwen (op uw medewerking).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Quizvraag


Bevat deze zin een voorzetselvoorwerp?
De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen voorzetselvoorwerp.
B
Ja, de zin bevat één voorzetselvoorwerp.
C
Ja, de zin bevat twee voorzetselvoorwerpen.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin?

Ik waarschuwde haar voor de gevolgen.
A
haar
B
voor
C
voor de gevolgen
D
er zit geen voorzetselvoorwerp in.

Slide 12 - Quizvraag

De docent Nederlands heeft geen medelijden (met leerlingen die niet leren).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quizvraag

Wat vind je van het voorrzetselvoorwerp?
gemakkelijk
lastig
moeilijk
snap er niks van

Slide 14 - Poll

Voorzetselvoorwerp

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je...

...in een zin het vv benoemen;

...een zin in zinsdelen verdelen;

...werkwoorden op de juiste manier spellen.

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Nakijken opdracht 1 t/m 3, blz. 28.

Antwoorden vind je in Showbie, Antwoorden NN, Grammatica & spelling.

Klaar = inloggen bij Lessonup

Slide 18 - Tekstslide

Wij wachten met spanning op de uitslag van het examen.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijk bepaling

Slide 19 - Quizvraag

Wij voetbalden vroeger altijd op straat.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 20 - Quizvraag

Het paard bleef stilstaan voor de hindernis.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijk bepaling

Slide 21 - Quizvraag

Straks trakteert mijn moeder op een waterijsje.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijk bepaling

Slide 22 - Quizvraag

Ik ben benieuwd naar het nieuwe jaar.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 4, blz. 36.
10 minuten in stilte
Klaar = nakijken (Showbie)

Huiswerk = leestekens oefenen
--> Lees theorie blz. 34,
maak opdracht 2
(zinnen helemaal overschrijven!)

Klaar = iets voor jezelf doen


timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide