Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Groep 8 5.3 herhaling thema 5
Taal Actief 4
Thema 5
Groep 8
Herhaling
1 / 20
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Basisschool
Groep 8
In deze les zitten
20 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Taal Actief 4
Thema 5
Groep 8
Herhaling
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud
- Themawoorden thema Rampen
- Voltooid deelwoorden
- Gezegde, onderwerp, persoonvorm
- Voltooide & onvoltooide tijd
- Verwijswoorden
Slide 2 - Tekstslide
herhaling
Het werkwoordelijk gezegde!
Slide 3 - Tekstslide
1. Wat is het gezegde in de volgende zin? De bewoners van Eindhoven gingen met z'n alle staken.
A
staken
B
gingen
C
gingen staken
D
de bewoners
Slide 4 - Quizvraag
2. Wat is het gezegde in de volgende zin? De bewoners werden naar de veilige plek gebracht.
A
werden
B
gebracht
C
veilige
D
werden gebracht
Slide 5 - Quizvraag
3. Wat is het gezegde in de volgende zin? Uiteindelijk werden wel 15 huizen leeggepomt.
A
werden leeggepomt
B
uiteindelijk
C
huizen
D
leeggepomt
Slide 6 - Quizvraag
4. Wat is het gezegde in de volgende zin: Mijn broer is vandaag met de trein naar mij toegekomen.
A
mijn broer
B
is
C
is gekomen
D
met de trein
Slide 7 - Quizvraag
5. Uit welke woordsoorten bestaan een zin die in onvoltooide tijd staat?
A
Werkwoorden in de verleden tijd
B
De werkwoorden hebben of zijn en een voltooid deelwoord
C
Een zin in de tegenwoordige tijd
D
Een zin in de verleden tijd
Slide 8 - Quizvraag
6. Waar staat de zin in de onvoltooide tijd?
A
Buurman zet zijn huis te koop.
B
De buurman heeft zijn huis te koop gezet.
Slide 9 - Quizvraag
7. Waar staat de zin in de onvoltooide tijd?
A
Zijn aanvraag is afgewezen.
B
Hij wijst de aanvraag af.
Slide 10 - Quizvraag
8. In welke tijd staat de volgende zin:
Mijn moeder is gisteren op bezoek naar mijn oma gegaan.
A
Voltooide tijd
B
Onvoltooide tijd
Slide 11 - Quizvraag
Verwijswoorden
Dat verwijst naar een HET - woord
Die verwijst naar een DE - woord
Wat verwijst naar woorden over een hoeveelheid, de overtreffende trap of een zin
Slide 12 - Tekstslide
9. Wat is het goede verwijswoord?
Hij is geoloog, .....hij altijd al wilde worden.
A
dat
B
dit
C
wat
D
die
Slide 13 - Quizvraag
10. Wat is het goede verwijswoord? Het onderzoek...hij nu doet, gaat over aardbevingen.
A
wat
B
dat
C
die
D
dit
Slide 14 - Quizvraag
11. Wat is het goede verwijswoord?
De stenen.....hij meeneemt, gebruikt hij voor het onderzoek.
A
wat
B
dit
C
die
D
dat
Slide 15 - Quizvraag
12. Welk verwijswoord hoort op de lege plaats in de volgende zin?
Het hoogste ... nog overeind staat.
A
Die
B
Dat
C
Wat
Slide 16 - Quizvraag
woordenschat
Slide 17 - Tekstslide
13. Wat is een geoloog?
A
Het middelpunt van een orkaan
B
Een persoon die bewegingen van de aardkorst onderzoekt
C
Iemand die de rampen onderzoekt
Slide 18 - Quizvraag
14. Welke 2 zinnen passen bij een lagedrukgebied?
A
Het is een gebied in de lucht
B
Het is een gebied op de grond
C
Het is er vaak mooi weer
D
Het is er vaak slecht weer
Slide 19 - Quizvraag
Wat betekent het hazepad kiezen?
A
op zoek gaan
B
vuchten
C
aankomen
D
op pad gaan
Slide 20 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Taal - herhaling thema 5
Februari 2023
- Les met
15 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8
Taal actief thema 5 groep 8
Maart 2020
- Les met
33 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
les 10 week 2
Januari 2022
- Les met
13 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8
Taal thema 5 week 2 les 10
Maart 2022
- Les met
11 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Taal Thema 5 les 19 en 20
Maart 2022
- Les met
22 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8
Taal Thema 5 les 10
Maart 2022
- Les met
24 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8
Taalverzorging H3 - mavo 2
Januari 2023
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Fouten met verwijswoorden
September 2024
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3