5 november Herhaling toets hfst1-6

5 november -Herhaling
Scheidbare werkwoorden

Relatief pronomen

Het met iemand eens/oneens zijn



1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2HBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

5 november -Herhaling
Scheidbare werkwoorden

Relatief pronomen

Het met iemand eens/oneens zijn



Slide 1 - Tekstslide

Scheidbare werkwoorden

Weet je nog hoe je scheidbare werkwoorden in verschillende werkwoordstijden en constructies moet gebruiken?

Slide 2 - Tekstslide

presens + het imperfectum
infinitief-  langskomen

Hij komt vandaag langs.
Hij kwam gisteren langs.

regel: Je scheidt het prefix en het werkwoord, het prefix gaat naar het einde van de zin.

Slide 3 - Tekstslide

Het perfectum
infinitief- langskomen

Hij is vandaag langsgekomen

regel: Het prefix komt voor het participium

Slide 4 - Tekstslide

In een bijzin
infinitief- langsgekomen

Hij denkt dat hij vandaag langskomt

regel: Je scheidt het prefix en het werkwoord niet, het werkwoord gaat als 1 woord naar het einde van de zin

Slide 5 - Tekstslide

In zinnen met te
infinitief: langskomen

Hij heeft me gebeld om langs te komen

regel: te komt tussen het prefix en de rest van het werkwoord, je schrijft dan drie woorden.

Slide 6 - Tekstslide

Na een modaal werkwoord
infinitief: langskomen

Hij vertelde dat hij niet kon langskomen

regel: je scheidt het prefix en de rest van het scheidbare werkwoord niet.

Slide 7 - Tekstslide

Let op! Met hoeven+geen/niet +te
infinitief: langskomen

Hij hoeft niet langs te komen. 

Slide 8 - Tekstslide

Meer voorbeelden op p. 302 NIA

Slide 9 - Tekstslide

Samen oefenen
Gebruik het schema op blz 100 en werk in groepjes van 3 . Een student kiest een scheidbaar werkwoord en geeft aan welke constructie de rest moet maken. Iedereen maakt een zin. Je controleert samen of de zin klopt. Bij twijfel vraag je het aan je docent.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld
infinitief: uitleggen

om te

Voorbeeldzin: Het is geen probleem om de opdracht opnieuw uit te leggen



Slide 11 - Tekstslide

Waar staan de scheidbare werkwoorden?

De scheidbare werkwoorden van hfst 1-6 staan op 
p. 47,   73,  108,   134,   160,   183. 

Maak zinnen met de frequente (oranjegekleurde) woorden.

Slide 12 - Tekstslide

relatief pronomen, schema op p. 173

Slide 13 - Tekstslide

Hij heeft een baan die heel goed verdient.(verdienen)

Hij heeft een boek geschreven. Dat boek is heel populair.(schrijven)

Zij doet onderzoek waarvoor ze veel geld heeft gekregen (krijgen voor)

Er staan veel boeken in het kantoor waar hij werkt (werken in)

Dit is Hannah, naar wie ik gisteren een bericht stuurde (sturen naar)

Slide 14 - Tekstslide

Oefenen in tweetallen
Je krijgt de opdracht van je docent

Slide 15 - Tekstslide

mogelijke antwoorden
Het eten waarvan ik hou, is Italiaans.
De series waarnaar ik kijk, zijn thrillers.
Het land waaruit ik kom, is Nederland.
Het dier waarvoor ik bang ben, is een spin.
De opdrachten waarmee ik veel bezig ben, zijn schrijfopdrachten.
Het werk waarin ik goed ben, is projectmanagement.
Het ding waar ik een hekel aan heb, is wachten.
Het onderwerp waar ik verstand van heb, is psychologie.
Het ding waarvan ik geniet, is reizen.
De situatie waar ik me aan erger, is onnodige drukte.
De persoon van wie ik veel leer, is mijn mentor.

Slide 16 - Tekstslide

Kruiswoordpuzzel
In tweetallen. Elke student pakt een puzzel. De een heeft de horizontale woorden en de ander de verticale woorden. De studenten geven een omschrijving met een relatief pronomen.

Voorbeeld: Het is een ding waarmee je je tanden kan poetsen 
- tandenborstel -

Slide 17 - Tekstslide

Taalhandeling 6.5 herhalen
In groepjes van 3. Een student leest een stelling voor, de andere studenten geven hun mening en gebruiken hiervoor een taalhandeling uit 6.5

p. 176,177


Slide 18 - Tekstslide