7. 25 sept: vragen H4 + uitleg alinea en tekstverbanden (H6)

Communiceren doe je samen 2
Welkom vwo4

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek, leesboek

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Communiceren doe je samen 2
Welkom vwo4

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek, leesboek

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.

Slide 1 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
  • Huiswerk bespreken
  • Uitleg nieuwe stof
  • Aan de slag
Vandaag woensdag 25 september

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R
  2. T1
  3. T2
  4. I


Slide 3 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 13
Wat is het onderwerp van de tekst? 

  • Deadlinejournalistiek, en dat is: 
  • Deadlinejournalistiek is een journalistieke tekst schrijven in een heel korte tijd, vlak voor de deadline.




Slide 4 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Kijk naar vraag 11a.
Wordt het onderwerp geïntroduceerd met een samenvatting, gevolg, voorbeeld of vraag? 
Onderwerp = deadlinejournalistiek
Inleiding = alinea 1-4

  • Met een voorbeeld over ...
  • Het wedstrijdverslag dat hij schreef op zijn 14e.

Slide 5 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 11b. 
Hoe word je als lezer nieuwsgierig gemaakt naar de rest van de tekst? 

  • Als eerste wil je weten hoe de wedstrijd afloopt. Daarnaast wil je weten hoe Willem Vissers zo snel een stuk schrijft. 

Slide 6 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 12. 
Wordt je nieuwsgierigheid aan het eind van de tekst bevredigd? Qua wedstrijd en qua werk van Willem Vissers. 

  • Ja, want je komt erachter wat de eindstand van de wedstrijd is en hoe Willem Vissers te werk gaat.

Slide 7 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 14. 
Omschrijf in je eigen woorden wat Willem Vissers tot een opmerkelijke sportjournalist maakt. 

  • Opmerkelijk is dat hij in zeer korte tijd niet alleen een goed wedstrijdverslag kan schrijven, maar daarin ook de wedstrijd kan analyseren en zijn verslag en analyse bloemrijk opschrijft.

Slide 8 - Tekstslide

Reflectie H4
1. Schrijf drie manieren op om de aandacht te trekken in de inleiding.

2. Schrijf drie manieren op om het onderwerp te introduceren
timer
3:00

Slide 9 - Tekstslide

Titel + Inleiding
- Aandacht trekken door:  
   - anekdote
   - opvallende stelling of          mening
   - actuele gebeurtenis
   - het voordeel voor de            lezer

- kennismaking met het onderwerp
- richting geven aan de tekstopbouw
- idee geven van het genre (tekstsoort/-doel)
Tekst
Middenstuk
- uitwerking van het onderwerp in deelonderwerpen
- uitwerking in hoofdstukken, paragrafen of alinea's
- overzichtspunten: titels, kopjes, signaalwoorden
Slot
- de afronding
 - terugblik op inleiding en de kern
- krachtiger maken van strekking of boodschap (of een uitsmijter) 
- vaak de hoofdgedachte

Slide 10 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
Titel 
inleiding
kern
slot

Slide 11 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Pak de leesplanning erbij 
Leesboek De wandelaar 

Slide 12 - Tekstslide

                      en

Slide 13 - Tekstslide


H. 6 Alinea's en verbanden
Je oefent met het herkennen van alinea's en verbanden. 

Slide 14 - Tekstslide

Alinea-indeling

Op basis van:
- inhoud (kernzinnen)
- lengte

Slide 15 - Tekstslide


Signaalwoorden: geven verbanden aan tussen alinea's, zinnen en delen van zinnen. Zie schema blz. 65 >>>

Slide 16 - Tekstslide

Schema handboek pagina 65

Slide 17 - Tekstslide

Functiewoorden geven de functie aan van een deel van de tekst.

Aanleiding, voorbeeld, afweging, anekdote, argument, constatering, definitie, gevolg, nuancering, oplossing, verklaring. 


Slide 18 - Tekstslide

Even oefenen
Pak pen en papier.
Schrijf a, b, c of d op.

Slide 19 - Tekstslide

Ik wil wel komen, maar ik heb geen tijd.
A
conclusie
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
omschrijving

Slide 20 - Quizvraag

Ik wil wel komen, maar ik heb geen tijd. 
signaalwoord = 
  • maar
verband = 
  • tegenstelling

Slide 21 - Tekstslide

Ik ben wat later, want ik heb de tram gemist.
A
opsomming
B
tijd
C
reden, oorzaak, gevolg
D
voorwaarde

Slide 22 - Quizvraag

Ik ben wat later, want ik heb de tram gemist. 
signaalwoord = 
  • want
verband = 
  • reden/oorzaak/gevolg

Slide 23 - Tekstslide

Om de finale te bereiken, moeten we nog twee wedstrijden winnen.
A
voorbeeld
B
verduidelijking
C
doel, middel
D
toegeving

Slide 24 - Quizvraag

Om de finale te bereiken, moeten we nog twee wedstrijden winnen. 
signaalwoord = 
  • om ... te
verband = 
  • doel/middel

Slide 25 - Tekstslide

Als je goed oplet, haal je betere cijfers.
A
opsomming
B
tijd
C
reden, oorzaak, gevolg
D
voorwaarde

Slide 26 - Quizvraag

Als je goed oplet, haal je betere cijfers.
signaalwoord = 
  • als 
verband = 
  • voorwaarde

Slide 27 - Tekstslide

Er zijn verschillende manieren om fit te blijven, zo kun je dagelijks een lange wandeling maken.
A
voorbeeld
B
verduidelijking
C
doel, middel
D
toegeving

Slide 28 - Quizvraag

Er zijn verschillende manieren om fit te blijven, zo kun je dagelijks een lange wandeling maken.  
signaalwoord = 
  • zo 
verband = 
  • voorbeeld

Slide 29 - Tekstslide

Zelf aan de slag:
Oefenboek pagina 50-51
Opdracht 2 en 3

Slide 30 - Tekstslide