C1 les 41 §4 Tekstverbanden en signaalwoorden

kernzin
De belangrijkste informatie van een alinea staat in de kernzin.   

Vaak is het de eerste of laatste zin van de alinea.

In de zinnen voor of na de kernzin staat verdere uitleg of een voorbeeld.       
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

kernzin
De belangrijkste informatie van een alinea staat in de kernzin.   

Vaak is het de eerste of laatste zin van de alinea.

In de zinnen voor of na de kernzin staat verdere uitleg of een voorbeeld.       

Slide 1 - Tekstslide

woordstrategieën klas 1
Synoniem: een woord met ongeveer dezelfde betekenis 
                           bijv. mopje = grapje
Omschrijving zoeken: een omschrijving staat vaak tussen haak-
                                                jes of tussen komma's
Voorbeeld zoeken: dit komt vaak na zoals, bijvoorbeeld, een
                                         voorbeeld van

Slide 2 - Tekstslide

Cursus 1 Meer dan lezen
§ 4  Tekstverbanden en signaalwoorden
les 41
2kgt

Slide 3 - Tekstslide

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • leesboek
  • lesboek 
  • schrift
  • etui
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • herhalen §2 en §3
  • nieuw lesdoel §4
  • samen aan de slag
  • zelfstandig werken
  • huiswerk

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoel
§ 2 Onbekende woorden

Slide 7 - Tekstslide

woordstrategieën klas 2
tegenstelling:  Soms kun je de betekenis van een woord vinden doordat er in de tekst een tegenstelling staat.
Let op woorden als maar, echter, toch, daarentegen
een bekend woorddeel zoeken: Je kunt op zoek gaan naar een bekend deel in een woord. 
Dit kan bij samengestelde woorden of woorden met een achter- of voorvoegsel.

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoel
§ 3 Alinea's en kernzinnen

Slide 9 - Tekstslide

Hoe herken je alinea's
  • een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel
  • zinnen die een alinea vormen, staan achter elkaar zonder dat ze op een nieuwe regel beginnen
  • soms begint de eerste regel na inspringen
  • soms wordt er tussen alinea's een regel overgeslagen              -> dit noem je een witregel 

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoel
§4 Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Instructie:
In teksten hebben zinnen en alinea’s met elkaar te maken. Ze houden verband met elkaar. Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt. Als je weet welk signaalwoord bij een verband hoort, helpt dit je om de tekst beter te begrijpen. Er zijn verschillende soorten tekstverbanden

Je leert er nu drie.

Slide 12 - Tekstslide

1. Opsomming
Bij het verband opsomming worden meerdere dingen die bij elkaar horen, achter elkaar genoemd. De volgorde waarin dit gebeurt, is niet belangrijk.

Een opsomming herken je bijvoorbeeld aan deze signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder, ten slotte, en. Je kunt een opsomming ook herkennen aan streepjes (–), dots (•), getallen (1, 2, 3) of een dubbele punt (:).

  • Voor een cake heb je nodig: bloem, boter, suiker, een ei en bakpoeder.




Slide 13 - Tekstslide

3. Voorbeeld (toelichting)
Bij dit verband wordt een uitleg of voorbeeld gegeven om iets duidelijker te maken. Je krijgt dus meer informatie.

Je herkent een voorbeeld onder andere aan deze signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou.

  • Er zijn veel vakmensen betrokken bij het maken van een game, zoals tekenaars, programmeurs en geluidstechnici.


Slide 14 - Tekstslide

2. Tijdsvolgorde (chronologie)
Het verband tijdsvolgorde geeft aan dat dingen in een bepaalde volgorde gebeuren. De volgorde waarin dit gebeurt, is nu dus wél belangrijk.

Dit verband herken je bijvoorbeeld aan jaartallen en aan deze signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, ten slotte, nadat, terwijl, dadelijk, intussen.
  • Eerst tekenen we de figuren en maken we een kartonnen bordspel van de game. Daarna gaan de programmeurs aan de slag. Ten slotte wordt het spel getest.


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Aan de slag
Lesboek ->      Cursus 1 ->      §4 ->       blz. 23


Opdracht 1: Lees tekst 1 precies.

              Ik lees voor, je leest mee in je boek.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak: 
Cursus 1
§ 4
opdracht     

Heb je een vraag?
Steek je vinger op!

Ben je klaar?
Lezen 

Slide 28 - Tekstslide

Wat is je huiswerk?

Maken:
Cursus 1
§ 4
opdrachten  ............. moet af zijn



Slide 29 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 30 - Tekstslide