Je leert signaalwoorden die bij het opsommend tekstverband horen.
Slide 2 - Tekstslide
Herhalen
Alinea's? Hoe herkennen wij deze ook alweer?
Slide 3 - Tekstslide
1.3 Lezen
Zo kun je een alinea herkennen
- een alinea begint altijd op een nieuwe regel
- tussen verschillende alinea's staat een witregel
- soms heeft een alinea een tussenkopje.
Slide 4 - Tekstslide
Alinea's herken je aan...
Een alinea:
- begint op een nieuwe regel
- springt de eerste regel van de alinea in
- begint na een witregel
Slide 5 - Tekstslide
Alinea's en tussenkopjes
Boven een alinea of een groepje alinea’s kan een tussenkopje staan.
Een tussenkopje geeft aan waar de alinea of het groepje alinea’s over gaat.
Slide 6 - Tekstslide
Deelonderwerp
Een deelonderwerp is een tekstgedeelte dat een deel van het onderwerp behandelt.
Het deelonderwerp: één alinea
Tussenkopje vertelt wat het deelonderwerp is.
Slide 7 - Tekstslide
Deelonderwerp
Een deelonderwerp = het onderwerp van een alinea.
voorbeeld
De tekst gaat over voetbal.
Deelonderwerpen zouden kunnen zijn:
- regels
- kleding
- het voetbalteam
Slide 8 - Tekstslide
Wat is een kernzin?
Waar vind je de kernzin vaak?
Slide 9 - Tekstslide
Plaats van kernzinnen in een tekst
- 1e zin van de alinea
- 2e zin van de alinea
- laatste zin van de alinea
- geen kernzin in de alinea, je maakt er zelf een
Slide 10 - Tekstslide
Kernzinnen
Een tekst bestaat uit verschillende alinea's.
In iedere alinea staat een kernzin:
de zin met de belangrijkste informatie van die alinea.
De andere zinnen van de alinea zijn een toelichting bij de kernzin (bv. een uitleg of voorbeeld).
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 13 - Link
Begrippen
Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven.
Slide 14 - Tekstslide
Opsommend tekstverband
Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan noem je dat een opsommend verband
Signaalwoorden: en, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens
Slide 15 - Tekstslide
Voorbeeld opsommend verband
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
timer
1:00
Slide 16 - Tekstslide
Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.
Slide 17 - Tekstslide
Chronologisch tekstverband
Als gebeurtenissen volgens een bepaalde tijdsvolgorde gebeuren of moeten gebeuren, heb je te maken met het chronologisch verband.
Roomijs maak je zo: Breng eerst volle melk aan de kook. Klop er daarna eidooiers en suiker doorheen. Laat vervolgens het mengsel afkoelen en roer er slagroom door. Laat uiteindelijk stijf worden in de vriezer.
Slide 19 - Tekstslide
Tegenstellend verband
Een tegenstellend verband geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.
Signaalwoorden: maar, echter, toch, daarentegen, integendeel, etc.
Slide 20 - Tekstslide
Voorbeeld tegenstellend verband
Walrussen leven rond de Noordpool, maar kort geleden werd er een exemplaar op een zandplaat in de Waddenzee gespot.
Slide 21 - Tekstslide
Toelichtend verband
Bij een toelichtend verband wordt extra informatie (een uitleg of een voorbeeld) gegeven over een onderwerp.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals, denk aan, neem nou etc.
Slide 22 - Tekstslide
Voorbeeld toelichtend verband
Er zijn verschillende vakmensen bij het maken van een game betrokken, zoals tekenaars, programmeurs en geluidstechnici.