Spelling H1: Leestekens: komma, punt, dubbele punt, puntkomma, aanhalingstekens

Spelling H1: Leestekens: komma, punt, dubbele punt, puntkomma, aanhalingstekens
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je Chromebook, schrift en je boek Nederlands
Stap 3: Log in LessonUp
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling H1: Leestekens: komma, punt, dubbele punt, puntkomma, aanhalingstekens
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je Chromebook, schrift en je boek Nederlands
Stap 3: Log in LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Leerdoel: Je kunt de komma, punt, puntkomma en de dubbele punt correct gebruiken in een zin.
Hoe bereik je dit doel:
  • Pitch
  • Wat weet je al?
  • Uitleg leestekens
  • Oefenen
  • Huiswerk in je schrift: Opdracht 1 t/m 3 blz. 34 en 35

Slide 2 - Tekstslide

Pitch
Anna, Jarno, Amelia

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer zet je een punt?

Slide 4 - Open vraag

Wanneer zet je een komma?

Slide 5 - Open vraag

Wanneer zet je een dubbele punt?

Slide 6 - Open vraag

Theorie leestekens
De punt: Zet je aan het einde van een zelfstandige, mededelende zin. Tip: Zet vaker een punt dan een komma.
De komma: tussen 2 persoonsvormen, na een voegwoord/signaalwoord. Geen komma bij de woorden of + en.
Dubbele punt: Als 2 zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen als het een verklaring of reden wordt. Je kunt het vervangen door een komma + want.
Puntkomma: Als 2 zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen, maar je mag ook een punt zetten.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden
1. Zin met een punt: Santoz spaart voor een nieuwe hengel.
2. Zin met een komma tussen 2 pv's: Als jij te laat bent, moet je een briefje halen.
3. Zin met komma na een voegwoord: Ik wil liever nu iets eten, omdat ik erge trek heb.
4. Zin met dubbele punt: Mijn verjaardag was geslaagd: al mijn vrienden waren aanwezig.
5. Zin met puntkomma: Stef wil later chirurg worden; zijn vader werkt ook in het ziekenhuis.

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen
Maak de startopdracht op bladzijde 34.
Neem de tekst over in je schrift.
Plaats hoofdletter, komma's en punten.
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden
Wachtwoorden zijn vaak een bron van ergernis, want je moet inmiddels zoveel wachtwoorden onthouden. Ze moeten ook nog voldoen aan een aantal eisen. Ze moeten bijvoorbeeld minimaal acht letters, twee hoofdletters en een leesteken bevatten. Natuurlijk bewaar je je wachtwoorden zorgvuldig. Toch moet je na enkele maanden soms opeens weer een nieuwe code instellen.

Slide 10 - Tekstslide