industriële revolutie, liberalisme en socialisme (herhaling)

Herhaling H4
De industriële revolutie
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H4
De industriële revolutie

Slide 1 - Tekstslide

even herhalen
Wat weet je nog over de industriële revolutie en de gevolgen daarvan? 

Slide 2 - Tekstslide

Wat was het nadeel van de schietspoel?
A
Je kon het niet gebruiken als er geen water was
B
Je kon er geen gebruik van maken bij huisnijverheid
C
Het weven ging veel sneller dan het spinnen
D
Er waren in het begin nog veel storingen

Slide 3 - Quizvraag

Omstandigheden Arbeiders

Slide 4 - Woordweb

Wat wilden de fabrieksbazen?
A
De arbeiders slecht behandelen
B
De loonkosten zo laag mogelijk houden
C
De arbeiders het naar hun zin maken
D
Het beste voor zowel zichzelf als de arbeiders

Slide 5 - Quizvraag

Waarom wilden de fabrikanten op loon besparen?
A
Ze vonden dat de arbeiders niet meer geld nodig hadden
B
Omdat ze het geld simpelweg niet hadden.
C
Op andere zaken (machines, grondstoffen) viel niet af te dingen.
D
Dit stond in de Bijbel.

Slide 6 - Quizvraag

Waarom voerden de fabrieksbazen nachtarbeid in?
A
's Nachts stroomden de rivieren harder
B
Om de arbeiders te straffen
C
Omdat het slecht voor de machines was als ze 's nachts stil stonden
D
Een fabriek die 24 uur per dag produceerde leverde meer op

Slide 7 - Quizvraag

Wat kon je zeggen over de huizen in een industriestad?
A
Ze waren klein, maar wel netjes
B
Er werd goed nagedacht over de uitbreiding van de stad
C
Het was vies en rommelig
D
Er waren geen huizen

Slide 8 - Quizvraag

Waarom kwamen weinig arbeiders in opstand?

Slide 9 - Open vraag

Omschrijf in je eigen woorden wat de Sociale Kwestie is.

Slide 10 - Open vraag

Arbeiders staan buitenspel
  • Vanaf de Verlichting: vrijheid, gelijkheid en broederschap.
  • Maar in de industriesteden was daar niks van te merken. Iedereen was arm en probeerde te overleven.
  • Sociale kwestie: wat te doen met de slechte omstandigheden van de arbeiders

Slide 11 - Tekstslide

Dit is Adam Smith.  Hij was een liberale denker. Hij vond dat mensen zoveel mogelijk vrij gelaten moesten worden.
Volgens Adam Smith was de mens een beetje een egoïst, maar dat vond hij niet erg. Egoïsme zorgde er volgens hem juist voor dat mensen konden overleven.

Slide 12 - Tekstslide

Het liberalisme
  • Adam Smith: de mens kan overleven, omdat hij aan zichzelf denkt. De overheid moet zich zo min mogelijk bezighouden met de individuele burger. Vrijheid staat centraal.
  • Liberalen dachten dus vooral aan de fabriekseigenaren en andere ondernemers

Slide 13 - Tekstslide

Dit is Karl Marx. Hij kwam op voor de situatie van de arbeiders en wilde gelijkheid. Hij vond dat de fabrieken nooit in handen mochten zijn van één of een paar personen. Alles moest eerlijk gedeeld worden.
De aanhangers van Marx waren enerzijds communisten zij wilden via een revolutie dat het kapitaal (het geld, de fabrieken) in handen zouden zijn van de staat.  Anderzijds waren er de sociaaldemocraten (socialisten)die  wilden dat de overheid met wetten zou komen tegen uitbuiting

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

'Politieke stroming die zoveel mogelijk vrijheid voor de burgers wil'. Dit is het...
A
Liberalisme
B
Socialisme

Slide 16 - Quizvraag

De sociale kwestie gaat over...
A
Het verschil tussen arm en rijk
B
de arbeidsomstandigheden van de arbeiders
C
de slechte woon en werkomstandigheden van de arbeiders
D
hoe kun je zoveel mogelijk winst maken

Slide 17 - Quizvraag

Proletariaat is een ander woord voor...
A
Rijke fabrieksbezitters
B
Arme arbeiders

Slide 18 - Quizvraag

De bourgeoisie is te vergelijken met...
A
Combinatie van boeren en arbeiders
B
Combinatie van adel en rijke burgers
C
Combinatie van adel en geestelijkheid
D
Combinatie van burgers en geestelijkheid

Slide 19 - Quizvraag

Wat voorspelde Karl Marx?
A
De arme arbeiders zouden in opstand komen
B
De koning zou onthoofd worden
C
De burgers moesten aandelen kunnen kopen
D
De uitvinding van de computer

Slide 20 - Quizvraag

aan de slag: 
Maak de opdrachten met spotprenten over socialisme en liberalisme

Slide 21 - Tekstslide