12. Chapitre 3 Intro Les voyages et Le Maroc

Chapitre 3: En route !
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Chapitre 3: En route !

Slide 1 - Tekstslide

Les buts
  • Je kunt jezelf redden op reis
  • Je kunt vertellen over je reis accommodatie 
  • Je kunt een vakantiebestemming presenteren
  • Je leert woorden over reizen, vervoer en milieu
  • Je herhaalt de passé composé, en plaatsen en landen met voorzetsel en je leert het lijdend vw als pers. vnw.

Slide 2 - Tekstslide

Testen en PO's periode 3
  • Je krijgt een luistertest via Woots (nodig: oortjes met draad en opgeladen laptop ): telt 2x mee
  • Je krijgt een test over het hoofdstuk en wat herhaling: telt 3x mee
  • Je krijgt een PO voyage: telt 1x mee

Slide 3 - Tekstslide

Ken je deze woorden nog?
regardez
travaillez ensemble
choisissez
répondez
écrivez
utilisez
lisez
écoutez
traduisez
répétez

En deze?
la phrase
le mot
la page
le sujet
la réponse
la traduction
le jeu
le verbe

Slide 4 - Tekstslide

Ken je deze woorden nog?
regardez= kijk
travaillez ensemble= werk samen
choisissez= kies
répondez= antwoord
écrivez= schrijf
utilisez= gebruik
lisez= lees
écoutez=luister
traduisez=vertaal
répétez= herhaal

En deze?
la phrase= de zin
le mot= het woord
la page= de bladzijde
le sujet= het onderwerp
la réponse= het antwoord
la traduction= de vertaling
le jeu= het spel
le verbe= het werkwoord

Slide 5 - Tekstslide

Voyage et vacances: welke Franse woorden horen bij dit thema, wat weet jij?

Slide 6 - Woordweb

Welke woorden reeks hoort bij elkaar?
A
le bateau, le bus, la route
B
l' autoroute, la voiture, la moto, le billet de train
C
la voie, le train, la gare, le péage
D
l'avion, l'aéroport, le vol

Slide 7 - Quizvraag

Wat weet jij over Le Maroc?
quiz

Slide 8 - Tekstslide

Comment appelle-t-on les marchés au Maroc?
A
les hammams
B
la medina
C
les souks

Slide 9 - Quizvraag

Quelle est la monnaie du Maroc?
A
l' euro
B
le dinar
C
le dirham
D
la livre

Slide 10 - Quizvraag

Quelle est la capitale de Maroc?
A
Marrakech
B
Fes
C
Rabat
D
Cassablanca

Slide 11 - Quizvraag

Quels sont les repas typiquement marocain
A
le tajine
B
les moules-frites
C
le couscous
D
la paëlla

Slide 12 - Quizvraag

Quelles sont les deux langues officielles au Maroc?
A
l'amazighe
B
l' arabe
C
le français
D
l'espagnol

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Révision: Gaan in of naar een land/plaats, continent
 À = villes et villages ( à Paris, à Utrecht )
En = continents et pays féminins ( en France, en Europe )
( woord eindigt op een E )
Au = pays masculins ( au Maroc, au Danemark )
( woord eindigt op een andere letter dan E )
Aux = pays au pluriel  ( aux Pays-Bas, aux Etats-Unis )

Slide 15 - Tekstslide

à
en
au
aux
Italie
Bruxelles
Pays-Bas
Luxembourg
Paris
États-Unis
Pérou
Asie

Slide 16 - Sleepvraag

Combine le pays avec le plat (= het gerecht).
la France
le Canada
la Réunion
la Suisse
la Belgique
les fruits de la passion
la fondue au fromage
le chou de Bruxelles
la poutine
la ratatouille

Slide 17 - Sleepvraag

Grammaire: Passé composé révision:
Hoe? ->Vorm van avoir of être= hulpwerkwoord
+ voltooid deelwoord
regelmatig:
ww op -er=é
ww op -ir=-
ww op -r= u
+ avoir
j' ai eu= ik heb gehad
j' ai été= ik ben geweest
j' ai fait= ik heb gedaan
j' ai pris= ik heb genomen
j' ai voyagé= ik heb gereisd
+être
je suis resté(e)= ik ben gebleven
je suis arrivé(e)= ik ben aangekomen
je suis rentré(e)= ik ben thuisgekomen

Slide 18 - Tekstslide

Werkwoorden kennen
  • être, avoir, faire, aller in présent en passé composé
  • Gebruik Verbuga!
  • Maak herhaalopdracht zie SOM

Slide 19 - Tekstslide

Alles staat in SOM

Slide 20 - Tekstslide