5.2 Atomen en verval

STRALING
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

STRALING

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CHECK-IN
Beantwoord de volgende vragen:

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de vier soorten ioniserende straling

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle soorten elektromagnetische straling zijn ioniserend.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ioniserend vermogen
genoeg energie om een elektron weg te schieten: ion maken

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Röntgenstraling heeft een groter doordringend vermogen dan alfastraling.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doordringend vermogen van ioniserende straling

Slide 7 - Tekstslide

in operatiekamer kan je niet achter een betonnen muur gaan staan. Wat kun je wel doen om toch jezelf te beschermen?
loodschorten meenemen.
Als de bron van straling in je lichaam zit, noem je dat
A
bestraling
B
vervuiling
C
besmetting
D
irritatie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

BINAS 19B

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

week
les 1 (woensdag)
les 2 
(vrijdag)
9
5.1
5.2
10
5.3 en bespreken TW2
 5.4
11 verkort rooster
TV
TV
12
Toets H5
13
goede vrijdag

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.2 Atomen en verval
Aan het eind van de les kun je:
  • uitleggen wat isotopen zijn.
  • met behulp van Binas nagaan welke isotopen stabiel en instabiel zijn.
  • mbv Binas de massa van een atoomkern in kg uitrekenen.
  • mbv Binas het type verval opzoeken en de vervalvergelijking opstellen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lang geleden....
Kleiner dan een atoom bestaat niet.
600 voor Christus

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slimme mensen in zwart-wit
Marie en Pierre Curie
Mendelejev
Kleiner dan een atoom bestaat wel!
rond 1900

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke 3 onderdelen bestaat een atoom?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet een atoom eruit?

Elektronen (-) aan de buitenkant


Protonen (+) en neutronen in de kern

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je dat op?
Hoe kan je dit handig opschrijven?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Atoomnummer en massagetal
Het aantal protonen in de kern noem je het atoomnummer (Z).

Het aantal neutronen geef je aan met een N.

De protonen en neutronen samen ( kerndeeltjes) noem je het massagetal (A).

A = N + Z  

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Isotopen




Isotopen hebben hetzelfde aantal protonen (Z), maar een ander massagetal (A).
We maken nu opdracht 11 en 12 op blz. 146.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

deze tabel moet je uit je hoofd leren!

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo schrijf je dat op!
Atoomnummer = aantal protonen
Massagetal = protonen + neutronen
Symbool

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Radioactief
Een stof is radioactief als de verhouding protonen - neutronen niet goed is (instabiel).
Iets wat instabiel is, valt uit elkaar.


Bij dit uit elkaar vallen, komt ..................straling vrij!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan je iets radioactief maken?
Dat kan door de verhouding protonen - neutronen te veranderen.
Daar heb je dus wel neutronen of protonen voor nodig en die heb je niet zomaar.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan door een radioactieve stof worden uitgezonden?
A
alfa
B
beta
C
gamma
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BINAS 25A

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen aan het werk
Opdracht 19

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

C-12 is radioactief
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

C-13 zendt ioniserende straling uit
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

C-10, C-11 en C-14 zijn radioactieve isotopen
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Radioactief verval

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alfa-verval
Een alfadeeltje bestaat uit 2 protonen en 2 neutronen. 
Uranium (moederkern) zendt alfadeeltjes uit:

Z (aantal protonen) = 92 - 2 = 90
A (aantal protonen + neutronen) = 238 - 4 = 234

Dochterkern: 



Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bèta verval
Bij bèta komt er een elektron uit de kern.
Een neutron valt uiteen in een proton en een elektron. Het elektron schiet weg.
Dat betekent dat het aantal protonen Z +1 is
Het aantal neutronen N -1 is
Atoomnummer A = Z + N is hetzelfde gebleven

Waarnaar vervalt                     ? 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gamma straling

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AHW
Maak opdracht 15, 13, 16, 17, 18, 20 en 22.

We gaan opdracht 15 bespreken.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Je kunt nu:
  • uitleggen wat isotopen zijn.
  • met behulp van Binas nagaan welke isotopen stabiel en instabiel zijn.
  • mbv Binas de massa van een atoomkern in kg uitrekenen.
  • mbv Binas het type verval opzoeken en de vervalvergelijking opstellen.

Huiswerk: opdracht 13, 16, 17, 18, 20 en 22 op blz. 146 en 147

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies