Normale situatie: wat ik nu heb, besteed ik nu, wat ik later heb, besteed ik later.
Intertemporele substitutie:
Nu lenen (en rente betalen) omdat ik wil consumeren waarvoor ik geen geld heb.
Nu geld uitlenen (spaarrekening plaatsen en rente ontvangen) omdat ik later ga consumeren waar ik nu geld voor heb.