Nederlands fictie

Perspectief en tijd
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Perspectief en tijd

Slide 1 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een ik-perspectief.

Slide 2 - Open vraag

Wanneer de schrijver een stuk in de tijd overslaat heet dat een:
A
een vertraging
B
een tijdsprong
C
een flashforward
D
een versnelling

Slide 3 - Quizvraag

Als iets wordt verteld wat eerder is gebeurd, dan heet dat:
A
een tijdsprong vooruit
B
een flashback
C
een tijdsprong
D
een chronologische tijd

Slide 4 - Quizvraag

Als het opeens een paar weken, maanden of jaren later is in een verhaal dan heet dat:
A
een tijdsprong vooruit
B
een flashback
C
een tijdsprong
D
een chronologische tijd

Slide 5 - Quizvraag

  • Chronologische volgorde
  • Tijdsprong achteruit/flashback
  • Tijdsprong vooruit
  • Vertelheden
Tijd

Slide 6 - Tekstslide

"Rob stuurde nog snel een berichtje naar Gerard en ging slapen. De volgende dag zag hij Gerard weer die erg boos op hem was."

Slide 7 - Tekstslide

Welk perspectief herkende je? Was er ook een flashback, tijdsprong vooruit of een vertelheden?

Slide 8 - Open vraag

"Het was zondag en Kortjakje stond snel op uit bed. Zij maakte zich klaar om weg te gaan en ging met haar boek vol zilverwerk lopend naar de kerk."

Slide 9 - Tekstslide

Welk perspectief herkende je? Was er ook een flashback, tijdsprong vooruit of een vertelheden?

Slide 10 - Open vraag