1) Situatie = toestand, gesteldheid, omstandigheden waarin iemand of iets zich bevindt
2) Oorzaak = datgene waardoor iets gebeurt: de oorzaak van een verschijnsel; oorzaak en gevolg
3) Gevolg = dat wat uit iets voortvloeit; = resultaat: oorzaak en gevolg; ten gevolge van brand door brand
3) Oplossing = beredeneerd antwoord op een vraagstuk: de oplossing van een som; een oplossing bedenken; we vinden er wel een oplossing voor