Herhaling grammatica ch6

Grammaire chapitre 6
- aanwijzend voornaamwoord
- delend lidwoord
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Grammaire chapitre 6
- aanwijzend voornaamwoord
- delend lidwoord

Slide 1 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord (bron C)

Slide 2 - Tekstslide

Grammaire C: aanwijzend vnw


  • deze tomaat
  • die ui
  • dit drankje
  • deze paprika's
  • die jongen

Slide 3 - Tekstslide

Grammaire aanwijzend vnw (deze, die etc)


  • ce: bij mannelijke woorden ev
  • cet: bij mannelijke woorden met klinker/h ev
  • cette: bij vrouwelijke woorden ev
  • ces: voor woorden in het meervoud

Slide 4 - Tekstslide

Grammaire aanwijzend vnw


  • deze tomaat = cette tomate
  • die ui = cet oignon
  • dit drankje = cette boisson
  • deze paprika's = ces poivrons
  • die jongen = ce garçon

Slide 5 - Tekstslide

L'article partitif (grammaire I)
Het delend lidwoord
(grammaire I voor komende week)

Slide 6 - Tekstslide

Delend lidwoord bestaat niet in het Nederlands
In het Nederlands kennen wij geen article partitif. Wij noemen het Franse article partitif een delend lidwoord.


Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je het delend lidwoord?
- Als je in het Nederlands geen lidwoord hebt.
- Als het om een onbepaalde hoeveelheid gaat.

- Ex: 
- Je vois les chiens. = Ik zie de honden. (met lidwoord)
- Je vois des chiens. = Ik zie honden. (geen lidwoord, dus des = delend lidwoord.


Slide 8 - Tekstslide

De 4 vormen
- Du (enkelvoud, mannelijk)

- De la (enkelvoud, vrouwelijk)

- De l' (enkelvoud, klinker of stomme h)

- Des (meervoud)

Slide 9 - Tekstslide

Attention!!! (stap 1)
- Na deze werkwoorden krijg je geen delend lidwoord, maar altijd le/la/l'/les:

- Aimer (houden van)
- Adorer (dol zijn op)
- Détester (een hekel hebben aan)
- Préférer (liever hebben)
ex:
Je mange du fromage.
J'aime le fromage

Slide 10 - Tekstslide

Attention! (stap 2)
- du, de la, de l', un, une, des ----> veranderen in de of d' na;

A. Een ontkenning
ex: Je mange du fromage. / Je ne mange pas de fromage.

B. Een woord van hoeveelheid
ex: Je mange du fromage. / Je mange beaucoup de fromage. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze woorden van hoeveelheid moet je kennen
  • Beaucoup = veel
  • Peu = weinig
  • Combien = hoeveel
  • Assez = genoeg
  • Trop = te veel
  • Un peu = een beetje 
  • Un litre = een liter
  • Une bouteille = een fles

Slide 12 - Tekstslide

Attention!!! (stap 3)
- Na een getal krijg je geen article partitif.
ex: J'ai trois soeurs.


Slide 13 - Tekstslide

Voor het Article partitif heb je in het Nederlands
A
WEL een vertaling
B
GEEN vertaling

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer gebruik je het delend lidwoord?
A
wanneer wij in het NL ook een lidwoord gebruiken
B
wanneer wij in het NL niet een lidwoord gebruiken
C
bij een ontkenning
D
geen idee

Slide 15 - Quizvraag

na ''aimer, adorer, détester, préférer '' volgt
A
het onbepaald lidwoord (un, une, des)
B
het bepaald lidwoord (le, la, l' , les)
C
het delend lidwoord (du, de la, de l', des)
D
de / d'

Slide 16 - Quizvraag

na een ontkenning of woord dat een hoeveelheid aanduidt (zoals kg, gr, cm, glas - behalve een getal/cijfer ) volgt :
A
de of d'
B
het delend lidwoord (du, de la, de l', des)

Slide 17 - Quizvraag

na een getal (1, 2, 3 etc) volgt
A
het delend lidwoord
B
geen delend lidwoord maar direct het zelfst. nw

Slide 18 - Quizvraag

300 grammes ..... café
A
du
B
de
C
le
D
de l'

Slide 19 - Quizvraag

Welk delend lidwoord hoort in deze zin: " je n'ai pas ...... argent"
A
d'
B
du
C
de la
D
de l'

Slide 20 - Quizvraag

il y a beaucoup ........ eau dans la bouteille
A
de l'
B
d'

Slide 21 - Quizvraag

J' ai bu 3 verres ........ coca (m)
A
du
B
de

Slide 22 - Quizvraag

je n'adore pas ..... chocolat (mnl)
A
le
B
du
C
de
D
de l'

Slide 23 - Quizvraag

J' aime ...... tomates
A
des
B
les

Slide 24 - Quizvraag

le professeur n' a pas ....... patience (v)
A
de
B
de la
C
d'
D
de l'

Slide 25 - Quizvraag

je prends ..... café
A
de
B
du

Slide 26 - Quizvraag