L'article partitif

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

L'article partitif

"delend lidwoord"

1. Wat is een delend lidwoord in het Nederlands?
2. Wat is het delend lidwoord in het Frans?
3. Uit welke vormen bestaat het delend lidwoord?
4. Wat krijg je na een woord van hoeveelheid?
5. Wat krijg je na een ontkenning in de zin?
   

L' article partitif = het delend lidwoord. Dit kennen we niet in het Nederlands.

Dus: Als er in het Nederlands geen lidwoord staat, dan gebruiken we in het Frans l'article partitif. 

De hoeveelheid is onbekend

Exemple:

Ik drink koffie      Je bois du café

Ik eet vlees           Je mange de la viande

Ik drink water      Je bois de l'eau

Ik eet tomaten    Je mange des tomates

	Lidwoord	= delend lidw.
de +	le	= du
de +	la	= de la
de +	l'	= de l'
de +	les	= des

Vertaald naar het Nederlands heeft het Delend Lidwoord geen betekenis.

Na een woord van hoeveelheid of ontkenning.

De delende lidwoorden du/ de la/ de l'/ des veranderen in de/ d'

Il boit un verre d'eau.

Il mange beaucoup de bonbons.

Elle ne mange pas de pain.

Woorden van hoeveelheid:

• Beaucoup = veel
• Assez = genoeg
• Trop = te veel
• Un peu = een beetje 
• Un litre = een liter
• Une bouteille = een fles
• une part= een deel
• un cuillère à soup= een soeplepel

Hoeveelheden leren op p 175 (CL) of op p 154 (CG)!

staan niet in de vocabulaire maar moeten wel gekend zijn op de taaltaak

Kies het juiste delend lidwoord:
Ma soeur demande ..........eau.

1. de l'
2. d'

Kies het juiste delend lidwoord:
Au café, je prends _____ coca.

1. du
2. des
3. de la
4. de l'

Non, je ne bois pas ..... coca.
(Kies het goede delend lidwoord)

1. du
2. des
3. de la
4. de

Vul het juiste delend lidwoord in:
'Ma mère achète......pain.

1. des
2. de la
3. du
4. de

Stelling: als je in het NL geen lidwoord gebruikt, gebruik je in het FA een delend lidwoord (article partitif).

1. juist
2. onjuist

Je vervangt het delend lidwoord door de of d' wanneer er ___ in de zin staat (2 opties).

1. een woord van hoeveelheid
2. houden van
3. de ontkenning
4. een vraag

Kies het juiste delend lidwoord:
Je ne prends pas _____ fromage.

1. de
2. du
3. de la
4. des

35 cl _____ crème liquide (=room)

1. de la
2. de
3. des
4. du

Yaourt avec un peu ____ framboises.

1. des
2. du
3. de
4. de la

_____ beurre

1. de
2. du

une pincée ____ sel

1. de
2. du

_____ farine (= bloem)

1. de
2. de la
3. du
4. des