Havo 3 - Grammatica - onbepaald voornaamwoord

Welkom!
Vandaag:
Herhalen onbepaald voornaamwoord
Huiswerk bespreken
Aan de slag 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Vandaag:
Herhalen onbepaald voornaamwoord
Huiswerk bespreken
Aan de slag 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onbepaald voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord duidt een persoon of een zaak aan, maar zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt;

Gisteren vertelde iemand mij iets, wat niemand mag weten.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onbepaald voornaamwoord
  • IETS - ZOIETS - NIETS - ALLES - WAT
  • IEMAND - NIEMAND - IEDEREEN
  • MEN - MENIG(E) - MENIGEEN - JE - HET
  • IEDER(E) - ELK(E) - EEN ZEKERE -ENE - EEN OF ANDER(E)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

drie lastige gevallen
1. Als je de betekenis heeft van men:
              Moeilijkheden kun je maar beter vermijden.

2. Als wat de betekenis heeft van iets.
            Neem jij ook wat mee naar het feest?

3. Als het tijd, weersomstandigheden of sfeer aangeeft.
             Het is al laat, maar het is nog steeds gezellig.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak je huiswerk erbij
We bespreken het klassikaal. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak je laptop
En ga naar LessonUp.
Daar gaan we oefenen met de woordsoorten. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande woorden is een
VRAGEND voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande woorden is een
BEZITTELIJK voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande woorden is een
PERSOONLIJK voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande woorden is een
AANWIJZEND voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn vader heeft ons gisteren gebracht.

ONS?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn vader heeft ons gisteren gebracht.

MIJN?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij bracht ons naar dat feest.

DAT?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij bracht ons naar dat feest.

HIJ?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie haalt jullie op?

Jullie =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort niet in het rijtje?

IK - HET - MIJN - JULLIE
A
ik
B
het
C
mijn
D
jullie

Slide 17 - Quizvraag

Ik, het en jullie zijn persoonlijk voornaamwoorden. 
MIJN is een bezittelijk voornaamwoord.
Welk woord hoort niet in het rijtje?

WAAR - WIE - WELKE - WAT
A
waar
B
wie
C
welke
D
wat

Slide 18 - Quizvraag

WAAR is geen vragend voornaamwoord, de rest wel.
Welk woord hoort niet in het rijtje?

DIE - DIT - DAAR - DEZE
A
die
B
dit
C
daar
D
deze

Slide 19 - Quizvraag

DAAR is geen aanwijzend voornaamwoord, de rest wel.
Noteer de onbepaalde voornaamwoorden uit de zin:

Om iedereen een plezier te doen, werd elk bekend dansnummer wel gedraaid.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de onbepaald voornaamwoorden uit de zin:

Zou je zoiets volgende keer niet meer tegen iemand willen zeggen, Sven?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de onbepaald voornaamwoorden uit de zin:

Zonder huiswerk te maken, kun je moeilijk een voldoende halen voor de toets.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de onbepaald voornaamwoorden uit de zin:

Het wordt vandaag warm en zonnig, daarna kun je je winterjas weer uit de kast halen.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem alle woorden in de zin.
Heeft niemand hem die kaasbroodjes gegeven gisteren?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Ga naar de online methode van het boek.
Klik op 'Cursus 5 - grammatica' > klik op 'trainen' in de balk rechts
Oefen een onderdeel naar keuze (kies uit 1 van de eerste 6 onderdelen) 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies