Havo 3 - Grammatica - onbepaald voornaamwoord

Grammatica - onbepaald voornaamwoord

Onbepaald voornaamwoord
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica - onbepaald voornaamwoord

Onbepaald voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog?
lidwoord - bijvoeglijk naamwoord - zelfstandig naamwoord
werkwoord - voorzetsel - bijwoord - telwoord

de voornaamwoorden:

vragend - persoonlijk - aanwijzend - bezittelijk- betrekkelijk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande woorden is een
VRAGEND voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande woorden is een
BEZITTELIJK voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande woorden is een
PERSOONLIJK voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande woorden is een
AANWIJZEND voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande woorden is een
BETREKKELIJK voornaamwoord?
A
waar
B
dat
C
welke
D
ik

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn vader heeft ons gisteren gebracht.

ONS?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn vader heeft ons gisteren gebracht.

MIJN?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij bracht ons naar dat feest.

DAT?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij bracht ons naar dat feest.

HIJ?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is iets wat Dominique dwarszit.

WAT?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie haalt jullie op?

Wat voor soort is het woord JULLIE?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort niet in het rijtje?

IK - HET - MIJN - JULLIE
A
ik
B
het
C
mijn
D
jullie

Slide 14 - Quizvraag

Ik, het en jullie zijn persoonlijk voornaamwoorden. 
MIJN is een bezittelijk voornaamwoord.
Welk woord hoort niet in het rijtje?

WAAR - WIE - WELKE - WAT
A
waar
B
wie
C
welke
D
wat

Slide 15 - Quizvraag

WAAR is geen vragend voornaamwoord, de rest wel.
Welk woord hoort niet in het rijtje?

DIE - DIT - DAAR - DEZE
A
die
B
dit
C
daar
D
deze

Slide 16 - Quizvraag

DAAR is geen aanwijzend voornaamwoord, de rest wel.
Onbepaald voornaamwoord

Naast de voornaamwoorden die je al kent, komt er nu een nieuwe bij: het onbepaald voornaamwoord.

Luister naar de uitleg in het volgende filmpje.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf in je schrift:
Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord duidt een persoon of een zaak aan, maar zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt;

Gisteren vertelde iemand mij iets, wat niemand mag weten.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onbepaald voornaamwoord
  • IETS - ZOIETS - NIETS - ALLES - WAT
  • IEMAND - NIEMAND - IEDEREEN
  • MEN - MENIG(E) - MENIGEEN - JE - HET
  • IEDER(E) - ELK(E) - EEN ZEKERE -ENE - EEN OF ANDER(E)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

drie lastige gevallen
1. Als je de betekenis heeft van men:
              Moeilijkheden kun je maar beter vermijden.

2. Als wat de betekenis heeft van iets.
            Neem jij ook wat mee naar het feest?

3. Als het tijd, weersomstandigheden of sfeer aangeeft.
             Het is al laat, maar het is nog steeds gezellig.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de onbepaalde voornaamwoorden uit de zin:

Om iedereen een plezier te doen, werd elk bekend dansnummer wel gedraaid.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de onbepaald voornaamwoorden uit de zin:

Zou je zoiets volgende keer niet meer tegen iemand willen zeggen, Sven?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

En nu aan de slag
Je kunt met de opdrachten aan de slag over het onbepaald voornaamwoord.
Opdracht 4 en 5 op p.62-63

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht

Maak de opdrachten 2 en 3 op bladzijde 151

Je kunt je werk daarna nakijken.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht

Maak opdracht 4 en 5 op bladzijde 152

Je kijkt je werk na wanneer je klaar bent.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je na het maken van de opdrachten wat een onbepaald voornaamwoord is?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Extra opdracht

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies