ein gruppe met voorzetsels 3e en 4de naamval

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Unterrichtsstunde 1

bezittelijke voornaamwoorden

geslacht

ein- Gruppe / ontleden

"geslacht" van het zelfstandig naamwoord

"der"

mannelijke personen of dieren

De namen van de dagen / de maanden / de jaargetijden  en de windrichtingen

"die"

• vrouwelijke personen of dieren
• de meeste woorden die op -e eindigen
• - heit ung keit schaft
• meervoud!

"das"

• "het" woorden
• verkleinwoorden (-chen / -lein)

Ein- Gruppe

Manche Männer fahren gerne ein____ Sportwagen (m)

1. ein
2. einem
3. einen

Wir machen ... Reise nach München.

1. einer
2. einen
3. eine
4. ein

Wir haben kein... Preise(mv) gewonnen

1. keinen
2. keine
3. keiner

die Katze bringt jeden Tag ein... Maus (v)

1. einer
2. eine
3. ein

Der Postbote bringt ein... Mädchen einen Brief

1. eine
2. einer
3. einem
4. einen

Der Weihnachtsmann bringt ... Geschenk mehr.

1. keine
2. keinen
3. keinem
4. kein

Ik kan goed ontleden om de ein-Gruppe toe te passen

😒🙁😐🙂😃

Wat moet je nog leren?

Oefenen met ontleden

Bepalen van geslacht

Unterrichtsstunde 2

Ein-Gruppe

voorzetsels +3

voorzetsels +4

Ein- Gruppe

Plötzlich kam der Mann aus ... Haus (o)

1. einem
2. einen
3. ein
4. einer

Er ist auf der Suche nach ... Haustier (o)

1. sein
2. seinem
3. seiner
4. seinen

Seit ... Jahr (o) wohnt er in Berlin

1. ein
2. einer
3. einen
4. einem

Er rennt durch ... Straße (v)

1. eine
2. einer
3. einen
4. einem

Ohne ... Freund (m) gehe ich nicht in die Disko

1. einem
2. einer
3. einen
4. eine

Ik kan de ein- Gruppe toepassen na een voorzetsel

😒🙁😐🙂😃

Wat moet je nog leren?

Oefenen met ontleden

Bepalen van geslacht

Ein-Gruppe

Voorzetsels

Unterrichtsstunde 3

bezittelijke voornaamwoorden

mijn

jouw

zijn

haar

ons onze

jullie

hun

uw

mein-

dein-

sein-

ihr-

unser-

euer- eur-

ihr-

Ihr-

Ein-gruppe extra!

1: Staan op de plek van het lidwoord

2: Hebben dezelfde uitgang

Ik ken de vertaling van de bezittelijke voornaamwoorden

😒🙁😐🙂😃

Oefenen met ....

Ein-Gruppe (ein, kein en bezittelijke voornaamwoorden) 

met de functie 

met de voorzetsels

Wo wohnt [jouw] Freund? Er wohnt in Berlin.

1. deinen
2. dein
3. deiner
4. deine

Ist das [haar] Freund?

1. ihr
2. ihren
3. ihrer
4. ihrem

Ihr habt [jullie] Computerspiele vergessen!

1. euren
2. eure
3. eurem
4. eurer

Kannst du das bitte [jouw] Schwester zurück geben?

1. deiner
2. deinem
3. deinen
4. deine

Ich gehe shoppen mit ... Nachbarin

1. meine
2. meiner
3. meinen
4. meinem

Patrick bekommt von ... Freunden einen Handy

1. seinen
2. seine
3. seinem
4. seiner

Seit ... Fest (o) bin ich verliebt!

1. ihr
2. ihrem
3. ihrer
4. ihren

Den Kuchen hat sie für ihr___ Oma gebacken

1. ihrer
2. ihr
3. ihren
4. ihre

Ich habe das neue Mädchen aus ... Klasse getroffen

1. unsere
2. unseren
3. unserer
4. unserem

Torsten und Jens fahren mit ... Fahrrad zur Schule.

1. ihrer
2. ihren
3. ihrem
4. ihre

Oefenen met ....

Ein-Gruppe (ein, kein en bezittelijke voornaamwoorden) 

met de functie (zelf ontleden)

met de voorzetsels

Wat moet je dus kunnen?

1. Ontleden: onderwerp(1) meewerkend voorwerp (3), lijdend voorwerp (4)
2. Geslacht zelfstandig naamwoord bepalen
3. Vormen van de Ein- Gruppe
4. Voorzetsels die de derde en vierde naamval bepalen

Wat moet je nog leren?

Oefenen met ontleden

Bepalen van geslacht

Ein-Gruppe

Voorzetsels