hst 4 g&r Getallen
Wordt er naar verhouding meer korting gegeven op het boek of op het tijdschriftenpakket?
A
Er wordt meer korting gegeven op het boek.
B
Er wordt meer korting gegeven op het tijdschriftenpakket.
1 / 16
Onderdelen in deze les
Wordt er naar verhouding meer korting gegeven op het boek of op het tijdschriftenpakket?
A
Er wordt meer korting gegeven op het boek.
B
Er wordt meer korting gegeven op het tijdschriftenpakket.
Slide 1 - Quizvraag
Siroop en water in de verhouding 3:8
betekent:
betekent:
A
3 siroop en 8 water
B
8 siroop en 3 water
C
geen idee
Slide 2 - Quizvraag
Een auto verbruikt 10 liter benzine voor 200 kilometer. De verhouding is dan:
A
200 staat tot 10
B
10 staat tot 20
C
10 staat tot 200
D
20 staat tot 10
Slide 3 - Quizvraag
Je mengt 5 delen water met 2 delen cement. Wat is de verhouding water:cement ?
A
3:1
B
2:1
C
5:2
D
2:5
Slide 4 - Quizvraag
Bas mengt ranja in de verhouding 1:5 (siroop:water).
In zijn glas doet hij 2 delen siroop.
Hoeveel delen water moet hij er bij doen?
In zijn glas doet hij 2 delen siroop.
Hoeveel delen water moet hij er bij doen?
A
5
B
6
C
8
D
10
Slide 5 - Quizvraag
De verhouding bij 2 delen siroop is?
A
2:5
B
2:6
C
2:7
D
2:8
Slide 6 - Quizvraag
De verhouding 10 staat tot 200 kun je opschrijven als
A
10:200
B
10:20
C
1:200
D
10:2
Slide 7 - Quizvraag
Joop gebruikt potten rode en zwarte verf in de verhouding 2:4
Hoeveel zwarte verf is nodig bij 6 rood?
Hoeveel zwarte verf is nodig bij 6 rood?
A
4 potten zwarte verf
B
8 potten zwarte verf
C
10 potten zwarte verf
D
12 potten zwarte verf
Slide 8 - Quizvraag
Wat zijn gelijke verhoudingen?
A
3 : 5 en 12 : 20
B
3 : 5 en 10 : 6
C
10 : 6 en 20 : 10
D
12 : 20 en 3 : 4
Slide 9 - Quizvraag
De verhouding bij 4 delen siroop is?
A
4:8
B
4:10
C
4:16
D
4:20
Slide 10 - Quizvraag
De verhouding 10 : 200 kun je ook schrijven als
A
1:2
B
10:20
C
10:2
D
1:20
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de verhouding in deze tabel?
A
1 op 9
B
1 op 3
C
3 op 27
D
10 op 90
Slide 12 - Quizvraag
In een klas zitten 24 leerlingen. 18 leerlingen komen op de fiets naar school. Wat is de verhouding?
A
18 op de 24
B
6 op de 18
C
3 op de 4
Slide 13 - Quizvraag
Wanneer zijn twee driehoeken gelijkvormig?
A
Als ze even groot zijn
B
Als alle hoeken even groot zijn
C
Als de verhouding tussen de zijden overal hetzelfde is
D
Als alle hoeken even groot zijn en Als de verhouding tussen de zijden overal hetzelfde is
Slide 14 - Quizvraag
Welk netje sinaasappels is in verhouding goedkoper?
A
Het linkernetje
B
Het rechternetje
Slide 15 - Quizvraag
Als er in de klas nu 4 mensen een bril dragen. Hoeveel leerlingen zouden er dan in de klas zitten bij een verhouding van 1:11
A
4 x 11 = 44
B
11 : 4 = 2,75
C
55
D
geen idee
