3.1 en 3.2 Verhoudingen herkennen en vergelijken BJ
Welkom!
Verhoudingen herkennen en gebruiken
Domein 3
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Verhoudingen herkennen en gebruiken
Domein 3
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen deze week?
Instaptoets domein 3
Nieuwe theorie over 3.1 en 3.2 en Basisvaardigheden 16
Zelfstandig werken aan opdrachten.
Slide 2 - Tekstslide
Instaptoets
Jullie krijgen hier 45 minuten de tijd voor.
De resultaten worden volgende week besproken.
Slide 3 - Tekstslide
Wat zijn de leerdoelen?
Je herkent verhoudingen
Je herkent verhoudingen die gelijk zijn aan elkaar.
Je kunt verhoudingentaal omzetten in rekentaal en andersom.
Je kan rekenen met verhoudingstabellen
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Welke verhouding hoort bij de afbeelding?
A
1 rode vierkantjes :3 witte vierkantjes
B
2 rode vierkantjes : 3 witte vierkantjes
C
2 rode vierkantjes :5 witte vierkantjes
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de verhouding appel : banaan
A
2:3
B
2:5
C
3:2
Slide 10 - Quizvraag
Geef de verhouding tussen de grijze vierkantjes en de groende vierkantjes. Sleep de verhouding naar het plaatje
3:5
4:5
1:5
Slide 11 - Sleepvraag
Wat is de kleinste verhouding?
Slide 12 - Woordweb
De verhouding van het aantal blauwe mappen met het aantal zwarte mappen is 2 blauwe mappen : 4 zwart mappen. Wat is de kleinste verhouding?
A
1 : 2
B
1 : 3
C
kan niet kleiner
D
2 : 1
Slide 13 - Quizvraag
Gelijke verhoudingen
Verhoudingen worden altijd zo klein mogelijk gemaakt. Om ze vervolgens in het dagelijks leven te kunnen gebruiken, moet je ze vergroten. De verhouding blijft dan gelijk, maar de getallen zijn anders.
Slide 14 - Tekstslide
Voorbeeld
De verhouding waarmee je bent begonnen (de kleinste verhouding)is altijd terug te vinden in de verhoudingen die gelijk zijn aan deze verhouding door beide getallen te delen door hetzelfde getal.
3 : 5
6 : 10
9 : 15
30 : 50
1 : 3
2 : 6
3 : 9
4 : 12
5 : 15
Slide 15 - Tekstslide
Opgave 2
Verbind de gelijke verhoudingen met elkaar.
6 : 48
9 : 21
3 : 12
1 : 4
1 : 8
3 : 7
Slide 16 - Sleepvraag
Noteren van verhoudingen
Als je de verhouding 1 : 7 hebt, dan betekent dat bijvoorbeeld dat je 1 deel siroop en 7 delen water in een glas schenkt om ranja te maken. In dat glas zitten dan 8 delen in totaal.
Dit heb je nodig om verder te rekenen.
Slide 17 - Tekstslide
Opdracht
Roland mengt de kleur oranje volgend se aanwijzingen op de kaart.
Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?
Slide 18 - Tekstslide
Opdracht
Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?
400 : 250
40 : 25
Slide 19 - Tekstslide
Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf?
Slide 20 - Woordweb
Opdracht
Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?
400 : 250
40 : 25
8 : 5
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht 7b
Roland mengt de kleur oranje volgend se aanwijzingen op de kaart.
Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen?
Slide 22 - Tekstslide
Opdracht 7b
Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen?
Rood: 2L = 2000ml
400 : 250
Slide 23 - Tekstslide
Opdracht 7b
Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen?
Rood: 2L = 2000ml
400 : 250
4000 : 2500
Slide 24 - Tekstslide
Opdracht 7b
Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen?
Rood: 2L = 2000ml
400 : 250
4000 : 2500
2000 : 1250
Slide 25 - Tekstslide
Voor het einde van de les
Maak opdracht 12 en 13
Slide 26 - Tekstslide
Opdracht 12a
Brian gaat een vloer van 24 m2 egaliseren.
Hoeveel zakken Vloervlak Egalisatie heeft hij nodig?