Week 44 Ne 3B/K H3 Formuleren: persoonsvorm: enkelvoud of meervoud

Wat is de persoonsvorm?
Persoonsvorm enkelvoud of meervoud

Pak voor je Nieuw Nederlands
Blz. 110
opdr. 4-5-6-7

timer
5:00
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat is de persoonsvorm?
Persoonsvorm enkelvoud of meervoud

Pak voor je Nieuw Nederlands
Blz. 110
opdr. 4-5-6-7

timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Aan het eind van deze les weet je;

Hoe je de persoonsvorm in de zin moet schrijven 
+
Of het onderwerp enkelvoud of meervoud is.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 3 - Open vraag

De persoonsvorm (pv)
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
  • Elke zin heeft altijd één persoonsvorm.
  • Staat er maar één werkwoord in de zin? Dan is dat automatisch de persoonsvorm.
  • Door de zin van tijd te veranderen kan je de persoonsvorm vinden. Het werkwoord dat is veranderd is de persoonsvorm. 
  • Je kunt er ook een vraagzin van maken, dan staat de pv vooraan.



Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm vinden!
  • het is altijd een werkwoord;
  • vraagproef;
  • tijdproef;
  • enkelvoud            meervoud
      meervoud           enkelvoud.
De persoonsvorm verandert.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp van een zin?

Slide 6 - Open vraag

Onderwerp
1. Wie /wat doet iets?
2. Wie/wat + wwg?
Onderwerp en persoonsvorm horen bij elkaar!
Onderwerp enkelvoud? --> persoonsvorm enkelvoud!
Onderwerp meervoud? --> persoonsvorm meervoud!

Het meisje loopt.                  De meisjes lopen.

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm enkelvoud of meervoud?
Kijk naar het onderwerp!

1. De politie staakt/staken.
2. De kudde koeien loopt/lopen.
3. De groep scholieren    fietst/fietsen
4. De docenten kijkt na/kijken na.
5. Het team vergadert/vergaderen.
6. De brandweermannen blust/blussen
7. De brandweer blust/blussen

Slide 8 - Tekstslide

LET OP
Bij sommige onderwerpen moet je goed opletten!
de groep ..........
de kudde...........
men
een zwerm ......





Slide 9 - Tekstslide

persoonsvorm
onder-

werp

Slide 10 - Tekstslide

Als het onderwerp in het enkelvoud staat, staat de persoonsvorm dat ook.
Juist
Onjuist

Slide 11 - Poll

Wat is het onderwerp in de zin:
De kudde koeien staat/staan in de wei.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de kudde koeien
A
de
B
kudde
C
koeien

Slide 13 - Quizvraag

Wat is goed?
A
De kudde koeien staan in de wei
B
De kudde koeien staat in de wei

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de zin:
Een groep wielrenners viel/vielen vlak voor de finish.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een groep wielrenners
A
een
B
groep
C
wielrenners

Slide 16 - Quizvraag

Wat is goed ?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de zin:
Voor het voetbalveld staat/staan een grote groep met hooligans.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een grote groep hooligans
A
een
B
grote
C
groep
D
hooligans

Slide 19 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Voor het voetbalveld staat een grote groep met hooligans.
B
Voor het voetbalveld staan een grote groep met hooligans.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Er stonden nog drie pakken rijst in de voorraadkamer
B
Er stond nog drie pakken rijst in de voorraadkamer

Slide 21 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Twintigduizend mensen bezocht het festival
B
Twintigduizend mensen bezochten het festival

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een partij sportschoenen
A
een
B
partij
C
sportschoenen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Een partij sportschoenen spoelde aan op het strand
B
Een partij sportschoenen spoelden aan op het strand

Slide 24 - Quizvraag

Goed of fout?
De jeugd in de grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht hebben een probleem.
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Op Museumdag is de meeste musea gratis toegankelijk.
B
Op Museumdag zijn de meeste musea gratis toegankelijk.

Slide 26 - Quizvraag

De kudde schapen stak de weg over.
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quizvraag

Wat heb je geleerd
Je weet of de persoonsvorm in het enkelvoud of meervoud geschreven moet worden.

Je herkent bij lastige onderwerpen of het enkelvoud of meervoud is 

Slide 28 - Tekstslide

Rondvraag
Vragen??


Slide 29 - Tekstslide