In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Vakcollege - tuinwokkel
Slide 1 - Tekstslide
Materialen
Ik werk met ... het draadeind de moer de bout
Slide 2 - Tekstslide
Materialen
Ik werk met ... de sluitring de liniaal het houten latje
Slide 3 - Tekstslide
Schrijf alle materialen nog een keer
Slide 4 - Woordweb
Gereedschappen
Ik werk met ...
de lintzaag
Slide 5 - Tekstslide
Wat doe je?
Kijk uit!
Let op!
Werk veilig!
meten
een kruis maken
Slide 6 - Tekstslide
Wat is het werkwoord in de zin? Yazan meet met de liniaal.
A
Yazan
B
meet
C
met
D
de liniaal
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn de werkwoorden in de zin? Waarom moet je veilig werken?
A
Waarom moet
B
moet je
C
waarom werken
D
moet werken
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het werkwoord in de zin? Tekent Omar een kruis op het hout?
A
Tekent
B
Omar
C
een kruis
D
het hout
Slide 9 - Quizvraag
werkwoord meten 1. ik ____ 2. jij _____ 3. hij ______ 4. wij ______
Slide 10 - Open vraag
werkwoord maken 1. ik ____ een kruis op het hout. 2. jij _____ een kruis op het hout. 3. zij ______ een kruis op het hout. 4. wij ______ een kruis op het hout.
Slide 11 - Open vraag
werkwoord werken 1. Wij ____veilig met de lintzaag. 2. Ik _____veilig met de lintzaag. 3. Hij ______veilig met de lintzaag. 4. Ghiath en Refaat_____veilig met de lintzaag.
Slide 12 - Open vraag
Schrijf een goede zin: Ghiyath en Mo ........ het hout. <meten>
Slide 13 - Open vraag
Schrijf een goede zin: Fatema _____ veilig. <werken>
Slide 14 - Open vraag
Schrijf een goede zin: Ik _____ heel goed op als ik zaag. <letten>
Slide 15 - Open vraag
Wat is dit
A
de boorklem
B
de bankschroef
C
de metaalzaag
D
de vijl
Slide 16 - Quizvraag
Wat is dit
A
de boorklem
B
de bankschroef
C
de metaalzaag
D
de vijl
Slide 17 - Quizvraag
Wat is dit
A
de boorklem
B
de bankschroef
C
de metaalzaag
D
de vijl
Slide 18 - Quizvraag
Wat is dit
A
de boorklem
B
de bankschroef
C
de metaalzaag
D
de vijl
Slide 19 - Quizvraag
Wat is goed?
A
Ik aandraai de bankschroef.
B
Ik draait de bankschroef aan.
C
Ik draai de bankschroef aan.
D
Ik aandraaien de bankschroef.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is goed?
A
Ik noteer de maten.
B
Ik noteert de maten.
C
Ik noteren de maten.
D
Ik teken de maten.
Slide 21 - Quizvraag
noteren
Schrijf de maat op het papier.
de maat = hoe groot het is
de voet --> 2 cm
het gat --> 5mm
Slide 22 - Tekstslide
de maat van de kleding
de maat van de robot
ø
Slide 23 - Tekstslide
ø 5 mm
De boor is 5 milimeter
Ik noteer de maten
Slide 24 - Tekstslide
Wat is het werkwoord in de zin? De zaag zaagt met de zaagmachine
A
De zaag
B
zaagt
C
met
D
de zaagmachine
Slide 25 - Quizvraag
Wat is het werkwoord in de zin? Lijm de luidspreker aan het hout.
A
lijm
B
de luidspreker
C
aan
D
het hout
Slide 26 - Quizvraag
aandraaien
ik
jij
hij/zij
wij
jullie/zij
draai aan
draait aan
draait aan
draaien aan
draaien aan
noteren
ik
jij
hij/zij
wij
jullie/zij
noteer
noteert
noteert
noteren
noteren
Slide 27 - Tekstslide
Schrijf een goede zin: Refaat ____de bankschroef ____. <aandraaien>
Slide 28 - Open vraag
Schrijf een goede zin: Nisanur en Ibrahim ____de bankschroef ____. <aandraaien>