Perfectum - oefenen

Wat gaan we doen?
Quiz met Perfectum
(en nog een beetje uitleg)
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
Quiz met Perfectum
(en nog een beetje uitleg)

Slide 1 - Tekstslide



Het perfectum, regelmatig
Weten we het nog??

Slide 2 - Tekstslide

Het werkwoord in de voltooide tijd. 







Alleen in de voltooide tijd komt er altijd een extra werkwoord bij in de
zin, dat als hulpwerkwoord gebruikt wordt. Dit werkwoord helpt dus
eigenlijk om het andere werkwoord voltooid te maken. Dit werkwoord
noemen we dan voltooid deelwoord.

*** Zie oude boek Syllabus pagina 68-70-72-74-76 ***

 

Slide 3 - Tekstslide

Het regelmatige werkwoord in de voltooide tijd:

Het regelmatige werkwoord in de v.t.t.
Ook het voltooide deelwoord maakt onderscheid in regelmatige en onregelmatige werkwoorden. 
Een voltooid deelwoord begint met ge- en eindigt op een -d of een -t

(ge + stam + d / t)

Wat heb je (ge + maak + t)? 
Hij heeft hard (ge + werk + t). 
Wie heeft dat (ge + zeg + d)?

Ook hier gebruiken we het ’t ex-kofschip (een -t of een -d aan het eind).
Als de stam van het werkwoord op een medeklinker uit ’t ex-kofschip eindigt, komt er een -t achter. 
In alle andere gevallen een d.

Slide 4 - Tekstslide

Een voltooid deelwoord begint bijna altijd met ge-.

maar kan ook beginnen met 
be- (bedanken - bedankt)
ver- (vertellen -verteld)
ont- (ontdekken - ontdekt)
her- (herinneren - herinnerd)
aan het begin van een werkwoord. 
Deze voltooide deelwoorden krijgen dan geen extra ge meer!

Slide 5 - Tekstslide

Wij hebben .................. (leven)

Slide 6 - Open vraag

Diederik heeft ..................... op de vraag. (antwoorden)

Slide 7 - Open vraag

Katarina heeft een mop ...................... (vertellen)

Slide 8 - Open vraag

Jij hebt de e-mail ................... (uitsturen)

Slide 9 - Open vraag

Onze premier heeft zich niets .................... (herinneren)

Slide 10 - Open vraag

De bakker heeft de ingrediënten goed ................. (mixen)

Slide 11 - Open vraag

Els heeft het werk ...................... (afmaken)

Slide 12 - Open vraag

Skiën heeft hij nooit ................... (durven)

Slide 13 - Open vraag

De cursisten hebben de grammatica goed ...................... (oefenen)

Slide 14 - Open vraag

Daan heeft een email ...................... (sturen)

Slide 15 - Open vraag

We hebben de hele nacht .................... op het feest van Lot. (dansen)

Slide 16 - Open vraag

Wie heeft de burgemeester .....................? (ontmoeten)

Slide 17 - Open vraag



Het perfectum 
onregelmatig

Slide 18 - Tekstslide

Het perfectum onregelmatig
denken      -         ik heb gedacht
hebben      -         ik heb gehad
beginnen   -        ik ben begonnen
kiezen         -        ik heb gekozen
begrijpen   -        ik heb begrepen
kopen         -        ik heb gekocht
vergelijken -       ik heb vergeleken
gaan            -       ik ben gegaan
fluiten         -       ik heb gefloten

Slide 19 - Tekstslide

Vervolg perfectum onregelmatig
blijven        - ik ben gebleven
helpen       - ik heb geholpen
lachen       - ik heb gelachen
lopen         - ik heb gelopen
staan         - ik heb gestaan
rijden        - ik heb gereden
zingen       - heb gezongen
slapen       - ik heb geslapen
nemen       - ik heb genomen

Slide 20 - Tekstslide

Ben je nog lang op het feest .................? (blijven)

Slide 21 - Open vraag

Wij hebben lekker ..................... op de boot. (slapen)

Slide 22 - Open vraag

Mijn schoonzoon heeft de marathon ..................... (lopen)

Slide 23 - Open vraag

Jij hebt de opdracht niet goed ...................... (begrijpen)

Slide 24 - Open vraag

Mijn vriendin heeft lekkere broodjes ................. (kopen)

Slide 25 - Open vraag

Het dameskoor heeft erg vals ................... (zingen)

Slide 26 - Open vraag

Diana en Marian hebben uren in de rij .................. voor kaartjes. (staan)

Slide 27 - Open vraag

De oma van Paul heeft mij ................ (helpen)

Slide 28 - Open vraag

De mensen hebben een nieuwe regering ...................... (kiezen)

Slide 29 - Open vraag

Zij hebben de broodjes in de oven ..................... (afbakken)

Slide 30 - Open vraag

Hebben jullie de prijzen goed ......................... (vergelijken)?

Slide 31 - Open vraag

een feest geven

Slide 32 - Woordweb