Leestekens, nadruktekens en lay-out: DOE HET! Natúúrlijk
Tijd van het werkwoord: Was hij maar groot, Kon hij dat maar
Werkwoorden die hoop, verlangen, vermoeden en twijfel uitdrukken: hopen, betwijfelen, willen, ...
Slide 20 - Tekstslide
Hij is een kat die schijnbaar niet van natte pootjes houdt.
A
Modale hulpwerkwoord
B
Tussenwerpsel
C
Tijd van het werkwoord
D
Modaal bijwoord
Slide 21 - Quizvraag
Ach ja, ik besloot hem een kans te geven.
A
Modaal hulpwerkwoord
B
Tussenwerpsel
C
Tijd van het werkwoord
D
Modaal bijwoord
Slide 22 - Quizvraag
Het had gekund.
A
Modaal hulpwerkwoord
B
Tussenwerpsel
C
Tijd van het werkwoord
D
Modaal bijwoord
Slide 23 - Quizvraag
Modaliteit zelf gebruiken
Zet dit om naar een werkelijkheidsmodaliteit - onzekerheid
Gebruik zoveel mogelijk verschillende middelen van modaliteit.
Slide 24 - Tekstslide
Modaliteit zelf gebruiken
Schrijf een argument uit voor een van de volgende stellingen en gebruik daarbij verschillende vormen van modaliteit:
Scholen moeten later beginnen.
Scholen mogen alleen vegetarisch eten serveren.
Alcohol mag slechts vanaf 18 jaar gedronken worden.
Slide 25 - Tekstslide
Bijvoorbeeld
Scholen moeten later beginnen. Als dit gebeurt gaan er sowieso minder leerlingen te laat komen. Ik betreur het dat ik 's ochtends een deel van de les moet missen omdat mijn bus te laat was.
Slide 26 - Tekstslide
Middelen van modaliteit
Slide 27 - Tekstslide
De zon schijnt vandaag.
De zon zou kunnen schijnen vandaag.
De zon schijnt sowieso vandaag.
Pff, de zon schijnt vandaag.
De zon schijnt wééral vandaag!
Had de zon maar geschenen vandaag.
Ik hoop dat de zon schijnt vandaag.
--> Schrijf modaliteit + woordsoort op voor elke zin.
Slide 28 - Tekstslide
De zon schijnt vandaag.
De zon zou kunnen schijnen vandaag.
De zon schijnt sowieso vandaag.
Pff, de zon schijnt vandaag.
De zon schijnt wééral vandaag.
Had de zon maar geschenen vandaag.
Ik hoop dat de zon schijnt vandaag.
--> Schrijf modaliteit + woordsoort op voor elke zin.
Slide 29 - Tekstslide
Middelen van modaliteit
Modale hulpwerkwoorden: schijnen, kunnen, willen
Modale bijwoorden: misschien, gelukkig, absoluut
Tussenwerpsels: pff, ach, helaas
Leestekens, nadruktekens en lay-out in geschreven taal: bv. doe het <-> DOE HET!
Tijd van het werkwoord: Was hij maar op tijd geweest.
Werkwoorden die hoop, verlangen, vermoeden of twijfel uitdrukken: hopen, betwijfelen, etc.