In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Proefwerk Hoofdstuk 1 Zakgeld en inkomen
(basis / kader)
Slide 1 - Tekstslide
Toetsinstructie
De toets bestaat uit 21 vragen (31 punten).
Je hebt 50 minuten om de toets te maken.
Lees bij elke opdracht steeds eerst de vraag. Vul daarna het juiste antwoord in.
Deze toets telt 1 keer mee
Slide 2 - Tekstslide
Koen krijgt € 20 van zijn ouders. Hij verdient € 45 met een baantje. Hij krijgt een envelop met € 15 vanwege zijn verjaardag. Geef aan welke inkomsten zonder tegenprestatie hij heeft.
A
€20,- en €15,-
B
€20,- en €45,-
C
€45,- en €15,-
D
€15,- , €20,- en €45,-
Slide 3 - Quizvraag
Noteer welke bewering over zakgeld juist is.
A
Iedereen bedoelt met zakgeld dezelfde inkomsten.
B
Welke inkomsten je zakgeld noemt, dat mag je zelf weten.
C
Zonder zakgeld heb je geen inkomsten.
Slide 4 - Quizvraag
Dex krijgt € 12 van zijn ouders. Hij krijgt ook een muziekblad van € 6. En hij verdient € 25 met een baantje. Hij telt alleen ontvangsten in geld tot zijn zakgeld. Bereken hoeveel zakgeld Dex heeft volgens hemzelf. Schrijf de berekening op.
Slide 5 - Open vraag
Sanna werkt bij de bakker. Ze krijgt elke zaterdag een brood en een taart mee naar huis. Geef aan hoe deze inkomsten heten.
A
Inkomsten in geld
B
Inkomsten in natura
C
Inkomsten zonder tegenprestatie
D
Inkomsten met tegenprestatie
Slide 6 - Quizvraag
Megan krijgt € 35,75 zakgeld per maand. Lars krijgt € 21 zakgeld per week. Kies waarom Megan en Lars deze bedragen niet zomaar met elkaar kunnen vergelijken.
A
De bedragen gaan niet over dezelfde periode.
B
Megan is een meisje en Lars is een jongen
C
Megan krijgt meer zakgeld dan Lars
D
Lars krijgt meer geld dan Megan
Slide 7 - Quizvraag
Orhan krijgt € 12 zakgeld per week. Manon krijgt in een jaar € 650 zakgeld. Bereken het verschil per jaar tussen het zakgeld van Orhan en Manon. Schrijf de berekening op.
Slide 8 - Open vraag
Joris verdiende met zijn vorige baan € 780 per maand. Met zijn nieuwe baan verdient hij € 195 per week. Bereken het bedrag dat hij nu meer verdient omgerekend per maand. Schrijf de berekening op.
Slide 9 - Open vraag
Sander heeft een loon van € 10 per week. Bereken hoeveel Sander per maand verdient. Schrijf de berekening op.
Slide 10 - Open vraag
Jorick verdient € 500 per week en Lisa verdient € 2100 per maand. Bereken wie er meer verdient per week. Schrijf de berekening op.
Slide 11 - Open vraag
Meike (12 jaar) heeft een bijbaan. Ze werkt op zaterdag bij haar tante in de winkel. Geef aan waarom deze bijbaan niet is toegestaan.
A
Werken bij familieleden is niet toegestaan
B
Ze is te jong voor een bijbaan
C
Ze zit nog op school
D
Ze mag niet in het weekend werken
Slide 12 - Quizvraag
Bekijk de tabel. Jasper (15 jaar) heeft een vakantiebaan. Hij doet licht inpakwerk, dat mag. Hij werkt twintig uur per week, dat mag ook. Geef aan hoeveel uur hij per week mag blijven werken als de school weer begint.
Slide 13 - Open vraag
Bekijk de tabel hiernaast. Zoek de bedragen € 5,76 en € 12,80. Noteer hoe je deze bedragen naast elkaar in een tabel noemt.
Slide 14 - Open vraag
Gebruik de tabel nog eens. Debbie plukt op een dag acht dozen met bessen. Geef aan hoeveel ze verdient op die dag.
Slide 15 - Open vraag
Gebruik de tabel opnieuw. Joran plukt bessen en vult daar kisten mee. Hij verdient op een dag €22,40. Geef aan hoeveel kisten hij die dag met bessen heeft gevuld.
Slide 16 - Open vraag
Op een andere dag plukt Joran 5 dozen met bessen. Bereken hoeveel kilo bessen Joran heeft geplukt. Schrijf de berekening op.
Slide 17 - Open vraag
Schrijf op hoe je iemand noemt, die in dienst is van een bedrijf.
Slide 18 - Open vraag
Bekijk de tabel hiernaast. Luuk brengt zes dagen per week kranten rond. Zijn wijk bestaat uit 112 adressen. Bereken hoeveel hij verdient per week. Schrijf de berekening op.
Slide 19 - Open vraag
Dewi heeft een mooie jas gezien. Deze kost € 100. Ze heeft niet genoeg geld. Hierna staat wat Dewi gaat doen, zodat ze over enige tijd toch het jasje kan kopen. Maar deze activiteiten staan in de verkeerde volgorde. Zet de activiteiten van Dewi in de goede volgorde.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Dewi heeft te weinig geld
Dewi gaat solliciteren
Dewi wordt werknemer
Dewi verdient geld
Dewi zoekt op internet naar een baantje
Dewi kan haar jas kopen
Slide 20 - Sleepvraag
Iris en Nikki zijn caissière. Ze werken beiden twintig uur per week. Iris werkt vaker op koopavonden dan Nikki. Geef aan wie van de twee meer verdient.
Slide 21 - Open vraag
Bekijk de afbeelding met beroepen en jaarlonen. Vergelijk de jaarlonen van een chauffeur en een leraar vmbo. Bereken hoeveel de leraar per maand meer verdient dan de chauffeur. Schrijf de berekening op.
Slide 22 - Open vraag
Bekijk de afbeelding met beroepen nog een keer. Hugo is politieagent en hij kan een baan krijgen als chauffeur. Hij vindt het een moeilijke keuze. Adviseer Hugo wat te doen.
Slide 23 - Open vraag
Aan het einde van de toets...
Controleer of je alle antwoorden hebt ingevuld.
Geef aan je docent aan dat je klaar bent.
Druk op het kruisje rechts onderin om de vragen af te sluiten.