In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
herhaling H.2 de Griekse wereld
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de juiste volgorde ( van vroeg naar laat)?
A
Minoïsch - Myceens - de donkere eeuwen
B
Myceens - Minoïsch - de donkere eeuwen
C
de donkere eeuwen - Myceens - Minoïsch
D
Myceens - de donkere eeuwen - Minoïsch
Slide 2 - Quizvraag
welke kernwoord hoort bij een democratie
A
adel
B
koningen
C
volk bestuurt
D
kleine groep bestuurt
Slide 3 - Quizvraag
wie maakte van Athene een democratie?
A
Solon
B
Hippias
C
Peisistratos
D
Kleisthenes
Slide 4 - Quizvraag
welk kernwoord hoort bij oligarchie?
A
adel
B
koningen
C
volk bestuurt
D
kleine groep bestuurt
Slide 5 - Quizvraag
Bij welke Perzische oorlog was rende een boodschapper heel hard van Athene naar Sparta voor hulp?
A
slag bij Salamis
B
Slag bij Marathon
C
Slag bij Thermopylae
D
Slag bij Korinthe
Slide 6 - Quizvraag
Bekijk de bron. Leg uit waarom deze bron niet uit de tijd van de prehistorie kan zijn.
Slide 7 - Open vraag
Is deze uitspraak juist of onjuist? Een uitspraak: Het kolonisatieproces in Griekenland in de 8e eeuw v. Chr. was een gevolg van de overbevolking in die tijd.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Na 850 v. Chr. ontstond er in Griekenland een nieuwe stedelijke cultuur met stadstaten. Welke van de volgende vier kenmerken horen bij een stadstaat?
1. De stad had eigen wetten en bestuur. 2. Het paleis was het centrum van bestuur en handel. 3. De adel had de belangrijkste functies. 4. De burgers spelen een grote rol in de stadstaat.
A
1, 2, 3, 4 wel.
B
1, 2 en 3 wel, 4 niet.
C
1, 3 en 4 wel, 2 niet
D
1 en 4 wel, 2 en 3 niet.
Slide 9 - Quizvraag
wat was geen kenmerk van sparta?
A
alleen hoplieten hadden burgerrecht
B
De volksvergadering bepaalde alles
C
het was een oligarchie
D
meisjes en jongens kregen een harde opvoeding
Slide 10 - Quizvraag
Geef van de volgende stellingen aan of ze goed of fout zijn. Kies het juiste antwoord.
In de Perzische oorlogen waren Athene en Sparta bondgenoten, in de Peloponnesische oorlog stonden beide stadstaten tegenover elkaar.
I De Perzische oorlogen werden gewonnen door de Grieken onder leiding van Alexander de Grote. II De grote verschillen tussen Athene en Sparta waren de oorzaak van de Peloponnesische oorlog.
A
Beide zijn goed
B
I is fout en II is goed
C
I is goed en II is fout
D
Beide zijn fout
Slide 11 - Quizvraag
Zet de volgende gebeurtenissen in de goede chronologische volgorde, van vroeg naar laat.
A. De Spartanen van koning Leonidas worden verslagen bij Thermopylai. B. Athene schiet de Ionische steden te hulp tegen het Perzische leger. C. Koning Philippos van Macedonië verslaat de Griekse steden. D. Peisistratos wordt tiran van Athene.
A
A-B-C-D
B
C-D-A-B
C
B-C-D-A
D
D-B-A-C
Slide 12 - Quizvraag
Geef van de volgende stellingen aan of ze goed of fout zijn. Kies het juiste antwoord.
I Het hellenisme is een politieke beweging met Alexander de Grote als belangrijke voorvechter. II De verspreiding van de Griekse cultuur over het Midden-Oosten en een deel van Azië is het gevolg van de veroveringen van Alexander de Grote.
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 13 - Quizvraag
De volgende zinnen hebben betrekking op het begrip wetenschappelijk denken. Welke zinnen zijn juist
1. De Griekse filosofen waren op zoek naar wijsheid. 2. De filosofen zochten verklaringen voor allerlei natuurverschijnselen en schreven deze verklarende mythen op in hun boeken. 3. Door contacten met andere volkeren en culturen gingen de Grieken meer nadenken over andere verklaringen voor natuurverschijnselen. 4. Artsen zochten niet langer een verklaring voor allerlei ziektes in de mythologie, maar dachten na over alternatieve geneeswijzen.
A
2-3-4
B
2-3-4
C
1-2-3
D
1-3-4
Slide 14 - Quizvraag
welk begrip hoort bij het onderstaande kaartje?
Slide 15 - Open vraag
van nature ben je een slaaf
antwoord op je vraag van de goden
eerste arts
blijven doorvragen
Hippokrates
socrates
aristoteles
orakel van Delphi
Slide 16 - Sleepvraag
Noem de oorzaak voor het einde van de periode van de zelfstandige poleis