1.5 Beleggen - Obigaties, Aandelen en Opties

welke bewering is juist of onjuist:
1. het kopen van een auto is een vorm van beleggen
2. een aandeel is een schuldbewijs van een onderneming
A
beide beweringen zijn juist
B
bewering 1 is juist en bewering 2 is onjuist
C
bewering 1 is onjuist en bewering 2 is juist
D
beide beweringen zijn onjuist
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

welke bewering is juist of onjuist:
1. het kopen van een auto is een vorm van beleggen
2. een aandeel is een schuldbewijs van een onderneming
A
beide beweringen zijn juist
B
bewering 1 is juist en bewering 2 is onjuist
C
bewering 1 is onjuist en bewering 2 is juist
D
beide beweringen zijn onjuist

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

antwoord d is juist
De bewering is onjuist. Het kopen van een auto is consumeren en niet beleggen. Beleggen doe je in aandelen, obligaties, onroerend goed, etc.
De bewering is onjuist. Een aandeel is een eigendomsbewijs (geen schuldbewijs in een onderneming.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering is juist of onjuist?
1. De koerswaarde van een obligatie is gelijk aan de nominale waarde maal de beurskoers
2. Als de marktrente stijgt, stijgt de beurskoers van obligaties
A
Beide beweringen zijn juist
B
Bewering 1 is juist en bewering 2 is onjuist
C
Bewering 1 is onjuist en bewering 1 is juist
D
Beide beweringen zijn onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

antwoord B is juist
De bewering is juist. De beurskoers van een obligatie wordt uitgedrukt in procenten. De nominale waarde van een obligatie maal de beurskoers is dan de prijs of de koerswaarde van de obligatie.
De bewering is onjuist. Als de marktrente stijgt, daalt de beurskoers van een obligatie. De bestaande obligaties zijn dan minder aantrekkelijk omdat ze een lagere opbrengst genereren.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering is juist of onjuist?
1. Naarmate de resterende looptijd korter wordt, zal de koerswaarde van een obligatie dichter bij de nominale waarde komen te liggen.
2. De koper van een call optie heeft het recht om in de toekomst aandelen te verkopen tegen een vooraf afgesproken prijs.
A
beide beweringen zijn juist
B
Bewering 1 is juist en bewering 2 is onjuist
C
Bewering 1 is onjuist en bewering 2 is juist
D
Beide beweringen zijn onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord B is juist
De bewering is juist. Dit komt omdat op het einde van de looptijd, de nominale waarde van de obligatie wordt uitgekeerd.
De bewering is onjuist. De koper van een call optie heeft het recht om in de toekomst aandelen te kopen tegen een vooraf afgesproken prijs.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering is juist of onjuist?
1. De beurskoers van een aandeel is altijd gelijk aan de prijs van dat aandeel.
2. Een obligatielening is een lening op lange termijn met veelal een groot aantal vermogensverschaffers
A
Beide beweringen zijn juist
B
Bewering 1 is juist en bewering 2 is onjuist
C
Bewering 1 is onjuist en bewering 2 is juist
D
Beide beweringen zijn onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

antwoord A is juist
De bewering is juist. Inderdaad, de beurskoers is de prijs van een aandeel.
De bewering is juist. Een obligatielening is een lening op lange termijn met heel veel vermogensverschaffers.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De koper van een call optie heeft het recht om in de toekomst aandelen te verkopen tegen een vooraf afgesproken prijs.
A
De bewering is juist
B
De bewering is onjuist

Slide 9 - Quizvraag

De koper van een call optie heeft het recht om in de toekomst aandelen te KOPEN tegen een vooraf afgesproken prijs.
 B: De bewering is onjuist.
 Antwoord: De koper van een call optie heeft het recht om in de toekomst aandelen te KOPEN tegen een vooraf afgesproken prijs.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een call optie koop je indien je verwacht dat de koers van de onderliggende aandelen gaat dalen
A
De bewering is juist
B
De bewering is onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Een call optie koop je indien je verwacht dat de koers van de onderliggende aandelen gaat STIJGEN.
B: De bewering is onjuist.
 

Een call optie koop je indien je verwacht dat de koers van de onderliggende aandelen gaat STIJGEN.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Guus koopt drie call opties omdat hij verwacht dat de koers van het aandeel Fugro gaat stijgen. Een aandeel Fugro heeft nu een beurskoers van € 4,75. De uitoefenprijs is € 4,90. Na 3 maanden is de koers van het aandeel Fugro gestegen naar € 6,15. De optiepremie is € 0,40. Bereken het rendement dat Guus met het kopen van die call opties heeft behaald. Het rendement is de winst gedeeld door de investering x 100%.
A
212,50%
B
750,00%
C
937,50%
D
1005%

Slide 13 - Quizvraag

0,40 x 300 = 120 aankoopprijs
 300 x (6,15 - 4,90 - 0,40) = 255. winst
255/120 x 100% = 212,50%.

Het antwoord is A: 212,5
 Toelichting:
0,40 x 300 = 120 aankoopprijs
 300 x (6,15 - 4,90)  = 375 opbrengst
375 - 120 = 255 winst
255/120 x 100% = 212,50%.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Guus koopt drie call opties omdat hij verwacht dat de koers van het aandeel Fugro gaat stijgen. Een aandeel Fugro heeft nu een beurskoers van € 4,75. De uitoefenprijs is € 4,90. Na 3 maanden is de koers van het aandeel Fugro gedaald naar € 4,60. De optiepremie is € 0,40. Bereken de waarde van de call opties na drie maanden
A
€ 90
B
€ 60
C
€ -30
D
€ 0,00

Slide 15 - Quizvraag

De call optie is waardeloos. Guus gaat geen aandelen kopen voor 4,90 als hij diezelfde aandelen op de beurs kan kopen voor 4,60.
Het antwoord is D: 0

De call optie is waardeloos. Guus gaat geen aandelen kopen voor 4,90 als hij diezelfde aandelen op de beurs kan kopen voor 4,60.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De koper van een optie kan nooit meer verliezen dan het bedrag waarvoor hij/zij die opties heeft gekocht
A
De bewering is juist
B
De bewering is onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Dat is zo. De koper van optie kan niet meer verliezen dan de optiepremie die moet worden betaald.
 A: De bewering is juist.
 
Dat is zo. De koper van optie kan niet meer verliezen dan de optiepremie die moet worden betaald.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een belegger wordt ... van provisie
A
blij
B
verdrietig

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een beleggingsfonds is ... dan aandelen
A
minder risicovol
B
risicovoller

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de rente stijgt, zal de koers van aandelen ...
A
dalen
B
gelijk blijven
C
stijgen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aandeel 1: beurskoers € 53,-; dividend € 6,-
Aandeel 2: beurskoers € 67,-; dividend € 7,-
Welk aandeel heeft een hoger dividendrendement?
A
aandeel 1
B
aandeel 2

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je wilt een 5% staatsobligatie kopen van nominaal € 100,-. De gemiddelde spaarrente is 2%.
Welke koers van de obligatie verwacht je?
A
98%
B
100%
C
102%

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies