P2_7_argumentatiestructuren

Argumentatie (2)
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Argumentatie (2)

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van deze  week:

  • Kun je onderscheid maken tussen enkelvoudige, onderschikkende en nevenschikkende argumentatie.
  • Kun je een argumentatie weergeven in een blokjesschema.
  • Kun je verschillende soorten argumentatieschema's     herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Gedragsverwachtingen
* Je doet actief mee tijdens de les.
* Tijdens de uitleg ben je stil.
* Tijdens het zelfstandig werken ben je bezig met de 
   opgegeven opdrachten.

Op deze manier kan iedereen leren!
Lukt het bovenstaande je niet--> melding op SOM.

Slide 3 - Tekstslide

Planning
  • Huiswerkcheck Argumenteren §1 opdracht 5 t/m 8.
  • Huiswerk niet gemaakt? --> woensdag het 1e uur aanwezig. 
  • Lever je geen ingezonden brief in --> woensdag het 1e uur aanwezig. 
  • Herhalen theorie vorige lessen
  • Nieuwe theorie argumentatiestructuren/schema's
  • Aan de slag

Slide 4 - Tekstslide

"De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 5 - Quizvraag

"Ik vind dat studentenverenigingen verboden moeten worden, want niemand zou zich bloot moeten stellen aan de beschamende activiteiten van een ontgroening."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?
A
Een tegenargument is het ontkrachten van een standpunt; een weerlegging is het ontkrachten van een argument.
B
Een tegenargument is het ontkrachten van een argument; een weerlegging is het ontkrachten van een standpunt.
C
Er is geen verschil, dit is het zelfde.

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Start theorie argumentatie
blokjesschema's

Slide 10 - Tekstslide

3 vormen van argumenteren
  1. Enkelvoudige argumentatie - één argument onderbouwt het standpunt
  2. Onderschikkende argumentatie - een argument wordt door ten minste één ander argument ondersteund (subargument).
  3. Nevenschikkende argumentatie  met onafhankelijke argumenten- het standpunt wordt door meer dan één argument ondersteund. Deze argumenten staan los van elkaar.
  4. Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten - het standpunt wordt door twee argumenten ondersteund. De argumenten hebben elkaar nodig; ze werken alleen in combinatie met elkaar. 

Combinatie van onder- en nevenschikking .

Slide 11 - Tekstslide

Basisschema's
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie

Slide 12 - Sleepvraag

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 


= blokjesschema

Slide 13 - Tekstslide

Argumentatiestructuren (1)
Enkelvoudige argumentatie (een argument bij een standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 14 - Tekstslide

Argumentatiestructuren (2)
Onderschikkende argumentatie (een gebruikt argument wordt door een ander argument ondersteund).
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.

Slide 15 - Tekstslide

Argumentatiestructuren (3)
Nevenschikkende argumentatie (ieder argument is op zich een zelfstandig argument voor het standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen

Slide 17 - Tekstslide

Standpunt
Argument 1
Argument 2
De rekening was belachelijk hoog
De volgende keer nemen we een andere loodgieter
We hebben uren zitten wachten voordat hij er was

Slide 18 - Sleepvraag

Deze argumentatie noem je
A
Enkelvoudig
B
Onderschikkend
C
Nevenschikkend
D
Combinatie neven- en onderschikkend

Slide 19 - Quizvraag

Standpunt
Argument 1
Argument 2
Veel scholieren zijn verslaafd aan hun mobieltje
Mobiele telefoons zouden verboden moeten worden voor jongeren. 
Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje

Slide 20 - Sleepvraag

Deze argumentatie noem je
A
Enkelvoudig
B
Onderschikkend
C
Nevenschikkend
D
Combinatie neven- en onderschikkend

Slide 21 - Quizvraag

To do...
  • Methodeboek bladzijde 67. Gezamenlijk opdracht 1. Daarna maken jullie de planning (huiswerk woensdag) opdracht 2 en 3. 
  • Morgen gaan we verder met de ingezonden brief -- inleverknop op SOM.
  • Vergeet morgen je leesboek niet! Deadline boekverslag 2 = 28 november.

Slide 22 - Tekstslide

Vergeet niet om te lezen in je leesboek

Slide 23 - Tekstslide