Grammatica H3

'Hoofdstuk '3' 

Woordsoorten
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

'Hoofdstuk '3' 

Woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Wat leren we vandaag?
  • Theorie woordsoorten(h3)
  • Maken opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Wat leren we vandaag?
  • zelfstandig werkwoord(zww)
  • hulpwerkwoord(hww)
  • persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
  • wederkerig en wederkerend voornaamwoord
  • Deze woordsoorten te vinden in een zin. 

Slide 3 - Tekstslide

Voornaamwoorden

Slide 4 - Woordweb

Wat zijn het hww en zww in de volgende zin:
'Mag jij vuurwerk afsteken?'
A
hww: mag zww:afsteken
B
zww:mag hww:afsteken
C
zww:mag zww:afsteken
D
hww:mag zww: afsteken

Slide 5 - Quizvraag

Zelfstandig werkwoord(zww)
  • Werkwoorden= woorden die aangeven wat er wordt gedaan. Deze woorden geven een handeling aan.
  • Als een werkwoord in de zin de handeling aangeeft, dan is het ww een zww
  • Staat er maar altijd één in de zin.
  • bijv. Ik kijk tv. 

Slide 6 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
  • Helpen het zelfstandig werkwoord.
  • Geven geen handeling in de zin aan.
  • Kunnen er meerdere van in de zin staan, maar er hoeft er ook geen in te staan. 

Slide 7 - Tekstslide

hulpwerkwoord vinden?!
  • Zoek allereerst het belangrijkste werkwoord(zww)
  • Kijk dan welke werkwoorden(incl. persoonsvorm) er nog over zijn.
  • Dit zijn de hulpwerkwoorden. 

Slide 8 - Tekstslide

Voornaamwoorden
  • Een voornaamwoord (vnw) is een woord dat in de plaats kan komen voor een zelfstandig naamwoord of een zinsdeel:
  • bijv. Rachid geeft het ingepakte cadeau aan zijn zus. -->Hij geeft het aan haar.

Slide 9 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
(pers.vnw)

Slide 10 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
  • duidt op een persoon of een ding aan.

Slide 11 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw)

- Geeft aan van wie iets is(Bezit)

- Het kan géén zn vervangen.

- Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord.

- Soms staat er een bijv. nw tussen-->mijn nieuwe fiets.


Jouw kat loopt buiten in de regen.

Slide 12 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord(bez. vnw)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

Slide 16 - Link

Verschillen Pers.vnw en Bez. vnw
  • Staat het voornaamwoord achter het bezit en staat er het woordje 'van' voor? 
  • -->Dan is het geen bezittelijk vnw, maar een persoolijk vnw:
  • Bijv. Die fiets is van mij(pers.vnw)
  • Bijv. De tassen zijn van ons(pers.vnw)

Slide 17 - Tekstslide

Wederkerig vnw
  • elkaar, mekaar, elkander 
we schudden elkaar de hand
we zien mekaar morgen nog
we hebben elkander al gezien

Slide 18 - Tekstslide

wederkerend voornaamwoord

Slide 19 - Tekstslide

Wederkerend vnw vinden?!
  • Het onderwerp van de zin komt terug in het wederkered voornaamwoord.
  • Het hangt dus van het onderwerp af welke je gebruikt.
  • Het wed.vnw verwijst naar de persoon die het onderwerp is. Het moeten dezelfde personen zijn. 
  • bijv. Ik schaam me; U schaamt zich

Slide 20 - Tekstslide

Woordsoort vaststellen
  • Sommige woorden kunnen tot verschillede woordsoorten behoren. Wat doe je dan?
  • Je  verandert het woord(je,ons) door hij, hem, zijn of zich.
    -->vervangbaar door hij/hem, dan is het een pers.vnw
    -->vervangbaar door zijn, dan een bez.vnw
    -->vervangbaar door zich, dan wederkerend vnw.

Slide 21 - Tekstslide

0

Slide 22 - Video

Welke voornaamwoorden staan in deze zin:
Hij heeft dat boek van mij gejat.
A
persoonlijk en bezittelijk
B
aanwijzend en persoonlijk
C
alleen persoonlijk
D
alleen bezittelik

Slide 23 - Quizvraag

Welke voornaamwoorden in deze zin zijn persoonlijk?
Ik heb me vergist, hij houdt toch van me.
A
Ik, hij en het tweede woordje ME
B
Het zijn allemaal persoonlijk vnw.
C
Het eerste woordje ME
D
Geen persoonlijk vnw. in deze zin

Slide 24 - Quizvraag

Zoek alle aanwijzende vnw. in deze zin:
Die jongen, die daar loopt, is echt aardig.
A
2 x het woord Die
B
Alleen het eerste woord DIE
C
Alleen het tweede woord DIE
D
Geen aanwijzend vnw. in deze zin

Slide 25 - Quizvraag

Welk voornaamwoorden staan in deze zin:
Jij vergist je al die tijd al.
A
wederkerig en aanwijzend
B
persoonlijk
C
wederkerend
D
Persoonlijk, wederkerend, aanwijzend

Slide 26 - Quizvraag

Schrijf zelf een zin met een persoonlijk, bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord

Slide 27 - Open vraag