Werkwoordelijk gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Grammatica zinsdelen H3

Werkwoordelijk gezegde 

Wat heb je tot nu toe geleerd?

- Persoonsvorm 

- Onderwerp

Welk boek heb je voor het laatst gelezen?
Persoonsvorm =

1. welk
2. heb
3. voor
4. gelezen

Als onderwerp voor hun werkstuk kozen ze pooldieren.
Onderwerp=

1. Als onderwerp
2. Pooldieren
3. Kozen
4. Ze

Welk boek heb je voor het laatst gelezen?
Onderwerp =

1. welk boek
2. je
3. voor het laatst
4. gelezen

Werkwoordelijk gezegde

     

            Alle werkwoorden in de zin.

Voorbeeld

Sommige jongens uit deze klas luisteren heel graag naar K3.

persoonsvorm = luisteren
onderwerp = sommige jongens uit deze klas
werkwoordelijk gezegde = luisteren

Voorbeeld

Gisteren hebben ze weer de hele dag hun liedjes afgespeeld.

pv = hebben
ow = ze
wg = hebben afgespeeld

Voorbeeld

Zouden de jongens ook allemaal posters op hun kamer gehangen hebben?

pv = zouden

ow = de jongens
wg = zouden gehangen hebben 

Let op!

Staan 'te' of 'aan het' voor een werkwoord?
Dan hoort dit ook bij het werkwoordelijk gezegde.

Ze zijn weer de hele dag aan het zingen.
wg = zijn aan het zingen

Hij staat de hele dag te zingen. 
wg = staat te zingen 

Heb jij dat boek al gelezen?
wg =

1. wg = heb al gelezen
2. wg = heb gelezen
3. wg = heb
4. wg = gelezen

Wat eet jij vanavond?

1. wg = eet
2. wg = wat eet
3. wg = eet jij
4. wg = eet vanavond

Die opdrachten zou jij wel moeten kunnen maken.

1. wg = zou maken
2. wg = zou moeten maken
3. wg = zou
4. wg = zou moeten kunnen maken

Welk boek heb je voor het laatst gelezen?
Wg =

Welk restaurant zal worden genomineerd door de gasten?
Wg =

Zouden zij alle liedjes van K3 al uit hun hoofd hebben kunnen leren?
Wg =